In de Middeleeuwen waren de belastingen lokaal en regionaal geregeld. Als de koning geld nodig had, vroeg hij een bedrag (een bede) aan de graven.De graven haalden dit bedrag binnen door belasting te heffen. Eerst ging het om eenmalige bijdragen bij bepaalde gelegenheden.
In de eerste jaren van de Middeleeuwen bestond er nog geen geld. Daarom werd er veel geruild. Een boer met eieren en fruit, ruilden bijvoorbeeld met een boer met graan. Toen er zilveren en gouden munten werden gemaakt, konden mensen geld gebruiken om dingen te kopen.
Mark was sinds de middeleeuwen de naam voor diverse munteenheden, die allemaal waren afgeleid van de Germaanse gewichtseenheid mark. Deze eenheid verdrong in het Germaanse taalgebied vanaf de 11e eeuw het pond als gewichtseenheid voor muntgeld dat vervaardigd was uit edelmetaal.
Ze woonden in kleine boerderijen die ze zelf bouwden van hout, takken en leem. Beesten en mensen leefden vaak in één ruimte. Horigen moesten de landheren gehoorzamen en mochten het land niet verlaten. Het was hun taak ervoor te zorgen dat er in het kasteel genoeg voedsel was.
Naast brood en pap aten mensen in de middeleeuwen veel bonen en peulvruchten. Van melk maakten ze de 'luxeproducten' boter en kaas. Om eten langer te bewaren, werd het gedroogd, gerookt, gezouten, gezoet, bewaard onder vet of werd er zuur en zwavel aan toegevoegd.
De arme mensen aten uit een oud stuk brood. Maar de rijke mensen van adel af rijke handelaren aten uit borden van zilver en goud. De mensen in de middeleeuwen hielden van vlees, maar dat mochten ze niet alle dagen eten dat kwam door de kerk.
Producten als gedroogd vlees, gepekelde vis en kazen werden nog steeds bewaard in de kelder, de koelste plek in huis. Rauwe groente werden in veel mindere mate bewaard, alles was verduurzaamd, geweckt, gedroogd of gezouten. Enkele uitzonderingen waren aardappelen, uien, wortelen en koolrapen.
Het ontstaan van de adel
In ruil voor hun steun en veel geld aan de leenheer waren zij vaak in staat om hun leen erfelijk te maken. Op die manier hadden zij voor hun familie speciale privileges (voorrechten) gekregen die nog eeuwenlang zouden gelden.
De mensen in de Middeleeuwen waren schoner dan je denkt. Ze poetsen hun tanden met linnen, maakten tandpasta van zout, houtskool en munt en gebruikten een kippenbotje als tandenstoker. Ook gaan ze wekelijks naar het badhuis.
De middeleeuwse samenleving was ingedeeld in standen. Bovenaan stond de koning of keizer met daaronder de geestelijken. Daarna de edelen (graven, hertogen en ridders) en onderaan de boeren en burgers. Rond 800 behoorde Nederland tot het Frankische rijk, met Karel de Grote als koning.
Eerst was er helemaal geen geld. Mensen deden toen aan ruilhandel. Ze ruilden bijvoorbeeld een brood tegen drie eieren. Later werden goederen betaald met stukjes goud en zilver.
De eerste vermelding van geld komt uit Mesopotamië, het tegenwoordige Irak. Volgens oude kleitabletten met spijkerschrift was puur zilver het eerste gestandaardiseerde betaalmiddel. De kostbare staven werden in stukken gehakt en gewogen bij een handelstransactie. Het zilver werd gebruikt om praktische redenen.
Verre verleden. Het eerste echte betaalmiddel was zout, wat een kostbaar product was, aangezien er levensmiddelen in bewaard konden worden. In het Romeinse Rijk werden soldaten uitbetaald in 'sal', het Latijnse woord voor zout. Hieraan dankt ook het woord 'salaris' haar bestaan.
De geldhoeveelheid van een land bestaat uit chartaal geld (bankbiljetten en munten) en giraal geld (de balans in direct opvraagbare tegoeden op betaal- en spaarrekeningen).
De Duitse mark (Duits: Deutsche Mark), (DM, DEM) was de officiële geldeenheid van de Bondsrepubliek Duitsland van 1948 tot de introductie van de euro in 1999. Munten en bankbiljetten werden in 2002 uit de circulatie gehaald. Eén euro werd gelijkgesteld aan 1,95583 DM.
Tegenwoordig zijn de meeste mensen gewend om iedere dag te douchen. Vroeger was dat heel anders, dan douchten mensen vaak maar eens per 2 of 3 dagen of zelfs eens per week.
De huizen in de stad waren gebouwd van: steen, hout, gedroogde klei of leem of van baksteen. Vaak waren de huizen van hout op een fundering van steen. Voor de rijken waren de huizen helemaal van steen. De daken waren soms belegd met leisteen of pannen, maar zeker tot 1400 veel vaker met riet.
Zo kookt en poetst ze, maalt het graan, brouwt het bier en helpt ook bij de graanoogst. Maar ze werkt ook op het land, ze ploegt, zaait en oogst, vaak in slechte weersomstandigheden. De vrouwen uit lagere standen, zowel in de stad als op het land, hebben hetzelfde slechte leven als hun man.
Heden ten dage kan adeldom alleen aan een Nederlander verleend worden door erkenning, verheffing, inlijving of bij naamwijziging. Adeldom in Nederland vererft langs mannelijke lijn, waarbij het predicaat of titel is verbonden aan de geslachtsnaam van de vader.
Vanwege de vrije naamskeuze is het kopen en dragen van een adellijke titel legaal. U moet er echter rekening mee houden dat u geen echte edelman wordt door geboorte, huwelijk of adoptie. Vanuit juridisch oogpunt is het een pseudoniem met een wapenschild.
Een kind werd beschouwd als een kleine volwassene en het kind werd ook zo behandeld. Ze werden gezien als extra handen die konden bijdragen aan de arbeid die nodig was om het gezin in leven te houden. Ze begonnen actief mee te doen in activiteiten zoals jagen, landbouw en opvoeding zodra ze competent genoeg waren.
Het hoofdvoedsel in de 19e eeuw bestond uit aardappelen: gekookt of gebakken, als pap of stamppot of als beleg op brood, vaak op smaak gebracht met azijn en mosterd of met gebakken uien, bonen en wortels. Voor arme gezinnen was vlees te duur. Soms aten ze goedkoop vlees afkomstig van wrakke dieren.
De mensen aten vroeger van alles! Gevogelte, vlees, groenten en fruit. Eigenlijk een hele gezonde keuken. Ze aten alles wat er in de natuur voorkwam, zelfs kleine vogeltjes.
Wanneer je geen koelkast hebt, word je noodgedwongen bewuster in je aankoopgedrag en je voedselconsumptie. Je koopt doordachter en je leert om zo veel mogelijk vers en zelfgemaakt te eten. Dat laatste kan wel eens zuchten zijn, maar geeft ook een groter zelfwaardegevoel dan een pot, blik of diepvrieszak openmaken.