De relatieve frequentie is gelijk aan de absolute frequentie gedeeld door het totaal aantal waarden.
Van deze stoffen kun je de Rf -waarde berekenen, de formule daarvoor is Rf = afgelegde weg van bepaalde stof ÷ afgelegde weg van vloeistoffront. Als de stof beter hecht aan het papier gaat het minder makkelijk mee met de loopvloeistof.
De (absolute) frequentie is het aantal keren dat een waarneming voorkomt. De relatieve frequentie of proportie is de frequentie van een waarneming gedeeld door het totale aantal waarnemingen.
de cumulatieve frequentie krijg je door alle frequenties van alle waarnemingen tot op dat punt bij elkaar op te tellen; de relatieve cumulatieve frequentie is de proportie van de cumulatieve frequentie in procenten.
De frequentie is het aantal trillingen per seconde.
Op een grafiek kun je de frequentie letterlijk vinden door te kijken hoe vaak je golf op en neer gaat in een seconde. Echter kun je de frequentie ook berekenen met de formule f=1/T.
Bij een formule van de vorm f(x) = a(x - p)2 + q kun je direct de coördinaten van de top van een parabool invullen, namelijk (p,q).
Fw = k*v^2
Met de wrijvingskracht kunnen we het vermogen van de wrijvingskracht berekenen met de formule Pw = Fwv.
Een cumulatieve (relatieve) frequentie van een score is de (relatieve) frequentie van die score plus die van alle lagere waarden (in procenten). In een kruistabel worden twee variabelen tegen elkaar uitgezet. Er staan de frequenties of de relatieve frequenties in waarin de combinaties van scores voorkomen.
Om de frequentiedichtheid te berekenen deel je telkens het aantal door de eenheid.
Geeft aan hoe vaak een bepaalde uitkomst èn alle uitkomsten met een kleinere waarde waargenomen zijn.
Hoeveel keer komt iets voor? Met de absolute cumulatieve frequentie tel je het volgende op bij alles wat daarvoor komt.
Een frequentietabel is een tabel waarin staat hoeveel keer een bepaalde waarde voor komt. Hoevaak een bepaalde waarde voorkomt, dat noemen we frequentie. De gegevens die in een frequentietabel staan kan je ook op een andere manier laten zien, namelijk in een histogram.
Om aan te kunnen geven hoe snel stoffen tijdens papier- en dunnelaagchromatografie meelopen met een vloeistof (ook wel loopmiddel), maakt men gebruik van de RF-waarde. De RF-waarde geeft de relatieve meeloopsnelheid (rate of flow) van een stof aan.
De RF-waarde is altijd een getal tussen 0 en 1.
De frequentie geeft aan hoeveel keer het waarnemingsgetal voorkomt. Als je bijvoorbeeld met een dobbelsteen 2 keer het getal 4 gooit en 1 keer het getal 6: Waarnemingsgetal 4 heeft de frequentie 2.
Voortschrijdend Cumulatief Rekenen is een manier van rekenen waarbij rekening wordt gehouden met niet alleen de huidige periode, maar ook de voorgaande periodes. Simpel gezegd worden alle periodes inclusief de huidige bij elkaar opgeteld en het eerdere berekende er vanaf gehaald.
Voortschrijdend cumulatief rekenen is een manier van rekenen waarbij rekening wordt gehouden met niet alleen de huidige maand, maar ook de voorliggende maanden. Bij cumulatief rekenenen wordt eerst berekend tot en met de huidige periode en daarna worden de eerder berekende perioden er afgetrokken.
De functie FREQUENTIE berekent hoe vaak waarden binnen een bereik van waarden voorkomen en geeft vervolgens een verticale matrix met getallen als gevolg. U gebruikt INTERVAL bijvoorbeeld om het aantal scores van een test binnen een reeks scores te tellen.
4) De wrijvingskracht Fw is de kracht die op een voorwerp werkt, doordat er wrijving ontstaat tussen het voorwerp en de omgeving waarin het voorwerp zich bevindt. Deze kracht wijst in tegengestelde richting van de richting waar het voorwerp naartoe rolt/gaat.
Wanneer er op een voorwerp een kracht van 10 N naar links en 10 N naar rechts werkt, dan heffen de krachten elkaar op.De resultante ( F r e s _{res} res) is dan 0 N. Deze wordt ook wel de nettokracht, resulterende kracht of somkracht genoemd.
Wat is de luchtwrijvingscoefficient (cW)? De luchtwrijvingscoefficient is een getal dat aangeeft hoe gestroomlijnd een voorwerp is. Hoe groter cW hoe groter de luchtwrijving. Een bol heeft bijvoorbeeld een cW van 0,46 terwijl een kubus een cW van 1,05 heeft.