De straal is de helft van de diameter, dus de afstand tussen het middelpunt en de buitenkant van de cirkel. Stel, de diameter (de middellijn) is 10 cm, dan is de straal dus 5 cm.
De straal is de helft van de diameter (de halve doorsnede). Je hebt twee manieren om de omtrek te berekenen: De omtrek van een cirkel is π * de diameter. De omtrek van een cirkel is 2 * de straal * π.
De radius van een cilindervorm wordt ook wel straal genoemd. De radius is de gemeten afstand van een willekeurig punt op de rand van een cirkel (of bol, of cilinder) tot aan het middelpunt. Aangezien een diameter de afstand is tussen twee uiterste punten in een cirkel, is de radius dus de helft van een diameter.
Dit is weergegeven in figuur 1. De oppervlakte van een cirkel bereken je door de straal van de cirkel (r) in het kwadraat te doen en dit te vermenigvuldigen met π (pi), dus oppervlakte = r² x π. De straal is de afstand tussen het middelpunt van de cirkel en de rand.
De oppervlakte van een cirkel is pi keer het kwadraat van de straal (A = π r²). Leer hoe je deze formule kunt gebruiken om de oppervlakte van een cirkel te bepalen als de diameter gegeven is.
Diameter heet in het Nederlands ook middellijn – een oorspronkelijk Nederlands woord bedacht door Simon Stevin. De middellijn van een cirkel is zowel een lijn (een koorde die het middelpunt van de cirkel snijdt) als de lengte van die lijn. De diameter is gelijk aan 2 × de straal.
Berekenen van de omtrek
Om de omtrek van de cirkel te berekenen is er een formule. De formule luidt: Omtrek van de cirkel = pi x diameter. Deze formule kan gebruikt worden om van iedere cirkel de omtrek te berekenen.
De radiaal is de coherente afgeleide eenheid m·m−1, een dimensieloze grootheid. Het symbool rad kan in berekeningen worden weglaten of door 1 worden vervangen. De eenheid radiaal wordt ook in de natuurkunde veel gebruikt.
3,14159 26535 89793 23846 26433 83279 50288 41971 69399 37510 58209 74944 59230 78164 06286 20899 86280 34825 34211 70679 82148 08651 32823 06647 09384 46095 50582 23172 53594 08128 48111 74502 84102 70193 85211 05559 64462 29489 54930 38196 44288 10975 66593 34461 28475 64823 37867 83165 27120 19091 45648 56692 34603 ...
De omtrek van de cirkel is namelijk precies Pi maal de diameter. Stel je het volgende voor: een cirkel heeft een diameter van 1 meter. De omtrek van de cirkel is dan precies 1 x Pi = 1 x 3,1415 = 3,1415 meter.
De formule voor de omtrek van een cirkel is 2 x pi x straal (2 π r). Π = 3,141592... De eenheid voor omtrek is mm, cm, dm, m, ...
(natuurkunde) een rechte, smalle bundel van elektromagnetische straling (licht, radio, warmte, röntgen enz.) Een laser geeft een perfecte straal licht.
De diameter van een vierkant is zijn diagonaal. Het is niet zo eenvoudig die uit te drukken in de zijde z . Als bijvoorbeeld de zijde 3 cm is, is de diameter ongeveer 4,2 cm.
Een cirkel is de verzameling van punten in een tweedimensionaal vlak, met een gelijke afstand tot een bepaald punt, het middelpunt van de cirkel. Deze afstand wordt de straal van de cirkel genoemd. De diameter van de cirkel is gelijk aan 2x de straal.
Dus, wat is die omtrek? De omtrek van deze cirkel welke het zelfde is als de omtrek van die cirkel, is 2 keer de radius keer pi. Of 2 pi keer de radius.
Hoe je het beste de uitwendige en inwendige diameter kunt bepalen, is door een meetlint of liniaal over de cirkel te leggen. Mocht je om een of andere reden de cirkel niet fysiek in handen hebben, maar wel de omtrek weten, dan kun je de diameter ook berekenen met een wiskundige formule: diameter = omtrek / pi.
In niet-technische taal worden doorsnede en diameter door elkaar gebruikt. In technische taal verwijst alleen diameter naar de dikte van bijvoorbeeld een draad of buis. Een doorsnede (of doorsnee) is het snijvlak dat ontstaat als een voorwerp recht wordt doorgesneden.
Het wiskundige teken voor Pi, 'π', is een Griekse letter, afkomstig van de eerste letter van de Griekse woorden 'περιφέρεια', dat periferie betekent en 'περίμετρος', dat perimeter betekent. Zowel periferie en perimeter verwijzen naar de omtrek van een object.
1 rad komt overeen met ( 360 2 π ) ° ≈ 57 ° 1 6 π rad komt overeen met ( 1 6 π ⋅ 360 2 π ) ° = 30 °