Het onderwerp van de zin drukt ofwel uit wie of wat iets doet of overkomt, ofwel wie of wat iets is. De rest van de zin zegt iets over het onderwerp. In de zin 'Dat boek is dik' bijvoorbeeld is dat boek het onderwerp: dat boek is iets, namelijk 'dik'.
Vaak kun je het onderwerp al vinden zonder de tekst in zijn geheel te lezen . Je kunt kijken naar de titel, de eerste alinea, de tussenkopjes en de plaatjes. Meestal heb je dan al een goed beeld van waar de tekst over zal gaan en kun je dit in één of enkele woorden beschrijven.
Om het onderwerp te vinden lees je eerst de titel; vaak vertelt de titel grotendeels al waar de tekst over gaat. Daarna bekijk je de tussenkopjes, plaatjes en vetgedrukte stukjes in de tekst. Samen geeft dit al een globaal beeld over het onderwerp van de tekst.
Het thema van je boek is het hoofdonderwerp dat als het ware door je hele verhaal heen loopt. Het is waar alles in je boek om draait. Sommige boeken hebben meerdere thema's die met elkaar verweven zijn of in het verlengde van elkaar liggen.
Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van de zin drukt ofwel uit wie of wat iets doet of overkomt, ofwel wie of wat iets is. De rest van de zin zegt iets over het onderwerp. In de zin 'Dat boek is dik' bijvoorbeeld is dat boek het onderwerp: dat boek is iets, namelijk 'dik'.
onderwerp < Gr. tithenai = plaatsen, grondvesten, neerleggen (ook in geschrifte). Korte aanduiding van de belangrijkste grondgedachte van een literair werk, waarbij geabstraheerd wordt van de specifieke tijds- en ruimtelijke aspecten van die tekst.
De 7 tekstdoelen
Nou: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.
Er worden vaak vier tekstdoelen onderscheiden: amuseren, informeren, overtuigen en overhalen/activeren.
Natuurlijk komen niet al die zinsdelen samen in één zin voor. Wel heeft vrijwel elke zin (behalve een elliptische zin) een onderwerp en een gezegde. 'Ik slaap' bestaat uit een onderwerp (ik) en een gezegde (slaap).
De persoonsvorm is een vervoegde vorm van het werkwoord. Het is de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp van de zin. De persoonsvorm hoort bij het onderwerp van de zin, en past zich ook aan het onderwerp aan. Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt.
Zoek eerst het gezegde en het onderwerp. Zet wie of wat voor het gezegde en het onderwerp en maak er zo een vraag van.Als er een antwoord op je vraag is dan is dat het lijdend voorwerp.
Het thema van een literair werk is datgene — een indruk, een gezichtspunt, een levensvisie — wat als grote lijn in het werk naar voren komt. Dat thema kan expliciet worden genoemd en uitgedragen, en dan valt het te vergelijken met een boodschap.
Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan!
Het woord blije vertelt namelijk iets over het kind. Het kind is blij, dat hoort bij het kind, dus ook bij het onderwerp. Zoek eerst de persoonsvorm in de zin; maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd. Zet Wie of Wat voor de persoonsvorm.
Bij het behandelen van artikelen uit kranten, tijdschriften en andere media ontstaat er vaak verwarring tussen drie belangrijke tekstsoorten: uiteenzetting, beschouwing en betoog. Deze drie worden dan ook in dit artikel behandeld. Wil jij meer weten over de verschillende tekstdoelen? Lees dan dit artikel .
De schrijver wil de lezer vooral: Informeren: Hij beoordeelt gegevens niet, maar verstrekt ze alleen. Uiteenzetten/ verklaren is ook een informerend schrijfdoel; de schrijver vertelt de lezer hoe het zit, hoe iets werkt.
Uiteenzetting, betoog en beschouwing De belangrijkste tekstsoorten zijn de uiteenzetting, het betoog en de beschouwing.
Literatuur zijn teksten waarvan men vindt dat ze meer waarde hebben dan 'gewone' teksten. Het gaat dus om bijzonder knappe gedichten, verhalen, toneelstukken of andere teksten die als kunstwerken beschouwd worden. Reisgidsen, kookboeken en knutselboeken zijn dus geen literatuur.
De analyse van de structuur van romans, novelles en verhalen wordt verhaalanalyse genoemd. De structuur wordt ook wel 'compositie' of 'samenhang' genoemd. Bij verhaalanalyse onderscheiden we de volgende elementen: opbouw, tijd, ruimte, perspectief, personages, motieven, thema, titel, symbolen en (evt.)