De variabele kosten zijn te berekenen door het aantal producten en de totale kosten van elkaar af te trekken en vervolgens door elkaar te delen. Proportionele variabele kosten: Dit zijn variabele kosten die recht evenredig stijgen met de productie. Dit betekent dat de kosten met dezelfde factor stijgt als de productie.
De formule voor de totale variabele kosten (TVK) is: TVK = variabele kosten per stuk x afzet, ook wel: TVK = V x Q. De afzet is het aantal producten en/of diensten geleverd door het bedrijf.
Variabele kosten zijn bijvoorbeeld bezoekjes aan de cinema of restaurants, andere vrijetijdsbesteding en winkelen. Hoeveel je aan je levensonderhoud moet besteden hangt af van je maandelijks inkomen.
Daarnaast maakt een bedrijf variabele kosten. Dat zijn kosten die direct afhangen van de productie of de verkoop van producten. Dit zijn bijvoorbeeld de kosten voor het inkoopproces, voor gas en energie. Die variabele kosten zijn dus direct gerelateerd aan de productie van een specifiek product.
De gemiddelde variabele kosten (GVK) zijn gelijk aan de totale variabele kosten (TVK) gedeeld door de afzet (q).
Je berekent de totale bedrijfskosten door alle kosten (opstartkosten + variabele kosten + vaste kosten) bij elkaar op te tellen. Om vervolgens het bedrijfsresultaat te bepalen, moet je eerst de netto-omzet berekenen. Dit doe je door alle verkoopkosten af te trekken van de bruto-omzet.
Bij directe kosten gaat het om kosten die gemakkelijk te traceren zijn naar een bepaalde afdeling, klant of productie. Bij variabele kosten gaat het productiekosten die veranderen op het moment dat de hoeveelheid van de productie wisselt.
Gemiddeld liggen de kosten voor de variabele afschrijving tussen de € 20 en € 65 per maand. Net als bij de vaste afschrijving, geldt voor de variabele afschrijving dat dit geen kosten zijn die jij betaalt. Maar omdat je je auto uiteindelijk voor minder kunt verkopen, verlies je er wel geld op.
Een variabele is een element dat een bepaalde waarde kan aannemen. Het is een element dat je graag wilt meten en analyseren. Voorbeelden van een variabele zijn 'geslacht', 'leeftijd', 'opleidingsniveau' en 'IQ'.
Er zijn drie soorten categorische variabelen: binaire variabelen, nominale variabelen en ordinale variabelen.
een veranderlijk element, een element dat steeds kan verschillen.
Wanneer de kosten verhoudingsgewijs minder sterk toenemen dan de productie, spreken we van degressief variabele kosten (degressively variable costs). Dit is vaak het geval als bij een relatief laag niveau de productie wordt opgevoerd.
Indirecte kosten zijn kosten die niet direct kunnen worden toegerekend aan een product of dienst van een bedrijf op grond van een directe technische of organisatorische verhouding. Voorbeelden van indirecte kosten van een bedrijf zijn: de huur.
De norm van winstgevendheid verschilt per branche; 5 à 10% is over het algemeen een gezond getal. In de dienstensector zien wij de hoogste percentages, in de industrie liggen de cijfers het laagst. Natuurlijk is het prachtig als je winstgevendheid hoog is en iedere geïnvesteerde euro zoveel mogelijk oplevert.
Voorheen lag het omslagpunt rond de € 100.000 – € 150.000 winst per jaar. In 2023 ligt het omslagpunt bij grofweg € 200.000 winst per jaar. Maak je meer winst, dan is een BV fiscaal gunstiger. Maak je minder winst, dan is een eenmanszaak fiscaal voordeliger.
Om van je inkoopprijs tot je verkoopprijs te komen, gebruik je de volgende berekening: 100,00 / (1 – 25%) = 100,00 / 0,75 = €133,33. Anders gezegd: de €33,33 euro is 25% van de verkoopprijs van €133.33. Een marge ligt (wanneer je een product voor meer geld verkoopt dan inkoopt) altijd tussen de 0 en 100%.
Commerciële kostprijs = fabricagekostprijs + verkoopkosten per product. Fabricage kostprijs = kosten om het product te maken. Verkoopkosten per product = kosten om het product te verkopen.
Vaste kosten zijn kosten die niet veranderen als er meer of minder wordt geproduceerd. Ze worden ook wel constante kosten genoemd. Een voorbeeld van vaste kosten is de huur van een bedrijfspand: het maakt niet uit hoeveel producten er in het pand geproduceerd worden, de huur is hetzelfde.
Als er proportioneel variabele kosten zijn, wil dat zeggen dat elk product dezelfde variabele kosten heeft. Als bekent is dat er per product € 650 variabel kosten zijn, kan het totale bedrag aan variabele kosten berekend worden door te vermenigvuldigen met het aantal producten dat gemaakt wordt.