De eerste zinnen van het voorwoord vertellen waar het boek, de scriptie of het verslag inhoudelijk over gaat. Daarna volgt de aanleiding tot het schrijven van het boek, de scriptie of het verslag. Vervolgens vertelt u uw ervaringen als schrijver van de geschreven tekst.
Een voorwoord plaats je normaliter direct na het titelblad. In het voorwoord vertel je kort waar je scriptie over gaat en waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen.
Dus kortom: in een voorwoord schrijf je waarom je het geschreven hebt, voor wie je het geschreven hebt en bedank je mensen. Met een inleiding wil je de lezer nieuwsgierig maken door te vertellen wat hij of zij kan verwachten, vertel je de probleemstelling en som je de hoofd -en deelvragen op.
Bedank alle personen die jou geholpen hebben bij het schrijven, onderzoek doen. Je kunt hierbij denken aan familie, vrienden, mensen die je hebt geïnterviewd en/of je begeleider. Je sluit het voorwoord meestal af met je naam, de plaats en de datum. Dit maakt het voorwoord persoonlijker.
Een voorwoord heeft zijn positieve en minder positieve kanten. Het is niet een verplicht onderdeel van een scriptie, dus als afstudeerder ben je er vrij in om er al dan niet één op te nemen. Het is aan jou om te beoordelen of de positieve kanten zwaarder wegen dan de minder positieve kanten.
Het voorwoord is niet langer dan 1 pagina. Je voorwoord bestaat uit drie tot vijf alinea's. Alleen personen die wezenlijk hebben geholpen zijn bedankt.
In een voorwoord schrijf je waarom je het onderwerp hebt gekozen, wat je er al over weet en wat je denkt er over te gaan leren. Je voorwoord mag niet te kort, maar ook niet te lang zijn. Probeer een voorwoord te schrijven van ongeveer 10 tot 15 regels. Bedenk wat je allemaal wilt leren/weten over het onderwerp.
In je inleiding introduceer je je onderwerp, stelt de probleemstelling op en vertelt je doelstelling en je onderzoeksvragen. Verder maak je een korte beschrijving van de onderzoeksopzet en maak je een leeswijzer.
Inleiding. In de inleiding laat je de lezer weten hoe het werkstuk is opgebouwd. Dit doe je door eerst te vertellen wat de probleemstelling is die je hebt onderzocht. Daarna noem je stuk voor stuk de deelvragen van je onderzoek, en vertel je in welk hoofdstuk je welke deelvraag gaat beantwoorden.
Je moet het voorwoord bijvoorbeeld afsluiten met je naam, de plaats waar je je scriptie geschreven hebt en de datum waarop je het voorwoord afmaakt. Deze datum geldt dan als de einddatum van je schrijfperiode. Daarnaast ben je in principe vrij in het taalgebruik in het voorwoord.
Schrijf een wervende tekst als intro
Het intro van uw boek is te vinden op de achterzijde van de omslag of soms op de eerste pagina van het boek. Het intro vertelt zo kort mogelijk waar het boek over gaat en hoort tegelijkertijd ervoor te zorgen dat de lezer nieuwsgierig raakt en verder wil lezen.
Je voorwoord in je stageverslag gebruik je om: jezelf voor te stellen, de aanleiding voor de stage en/of je interesse in het onderzoeksonderwerp toe te lichten, mensen te bedanken die je hebben geholpen.
Een voorwoord komt voorafgaand aan het verhaal en staat dus voorin het boek. Het nawoord komt na het verhaal en staat achterin het boek. Wanneer u graag wil reflecteren op uw schrijfavontuur en u heeft mensen te bedanken, kiest u ervoor een voorwoord of een nawoord te schrijven.
De start van je onderzoek
Het eerste hoofdstuk van de scriptie is de inleiding. De inleiding begint met de aanleiding van het onderzoek (en eindigt met je hoofd- en deelvragen). De eerste paragraaf, de aanleiding, vormt dus het startpunt.
De inleiding van een essay is meestal niet langer dan een of twee paragrafen en maakt normaliter ongeveer 10 tot 20 procent uit van je tekst. Het deel waar het in je essay om gaat is je argumentatie.
Inleiding (±150-200 woorden) Hoofdtekst in vraag-antwoordvorm (maximaal 1900 woorden) Afsluitende tekst ('Tot besluit') (±100 woorden)