Bij bloedonderzoek blijkt dat de meeste mensen met de ziekte van Pfeiffer tijdelijk afwijkende (verhoogde) leverfuncties hebben. Als gevolg van de virusinfectie kunnen levercellen namelijk licht ontstoken raken. Er is in dat geval sprake van een lichte vorm van hepatitis (leverontsteking).
Pfeiffer is geen leverziekte. Wel kan je lever door de ziekte van Pfeiffer (licht) ontstoken raken. In dat geval heb je een lichte vorm van leverontsteking, die lijkt op Hepatitis.
Complicaties. Mogelijke complicaties zijn bloedafwijkingen, ontsteking van de hartspier en een gescheurde milt. Maar ook leverontsteking en klachten van het zenuwstelsel komen voor. De kans dat de ziekte van Pfeiffer voor ergere klachten zorgt, is groter bij een sterk verminderde weerstand.
Virale hepatitis (A, B, C, D en E) is besmettelijk, maar geeft niet altijd klachten. Er zijn meerdere virussen die leverontsteking veroorzaken. Het Epstein-Barrvirus veroorzaakt de ziekte van Pfeiffer en kan ook hepatitis tot gevolg hebben.
Het Cytomegalovirus (CMV) hoort bij de familie van de herpesvirussen. In deze groep virussen zitten ook het virus dat de koortslip veroorzaakt, het virus dat waterpokken veroorzaakt en het virus dat de ziekte van Pfeiffer veroorzaakt.
Iedereen kan de ziekte van Pfeiffer krijgen. Jonge kinderen en jongeren hebben meer kans om ziek te worden. Soms kan iemand die de ziekte van Pfeiffer heeft gehad, later weer opnieuw klachten krijgen.
Het cytomegalovirus (CMV) is een virus dat wereldwijd voorkomt en mensen van alle leeftijden kan besmetten. Het virus behoort tot de groep van de herpesvirussen, zoals koortsblaasjes. Bijna iedereen komt vroeg of laat in aanraking met CMV.
Er is vastgesteld dat EBV infectieuze mononucleosis leverdisfunctie veroorzaakt. De pathologieën die bij acute hepatitis worden gezien, omvatten EBV-geassocieerde hemolytische anemie, cytotoxische leverbeschadiging of cholestase. Van de beschreven volwassen gevallen is 55% in overeenstemming met een cholestatisch patroon.
Veel mensen hebben helemaal geen klachten. De klachten kunnen zijn: moeheid, koorts, spier- en gewrichtspijnen, misselijkheid en buikpijn, ook kleurverandering van urine, ontlasting, ogen en huid (geelzucht) kunnen optreden. Er zijn dus verschillende virussen die hepatitis veroorzaken.
De ziekte van Pfeiffer komt door een virus. Klachten die je kunt krijgen zijn: keelpijn, koorts en dikke, pijnlijke klieren in je hals. Pfeiffer gaat vanzelf over, meestal binnen een paar weken. Bij erge keelpijn kun je paracetamol nemen.
De eerste klachten houden ongeveer 5 á 8 weken aan, maar u kunt er ook langer last van hebben. De vermoeidheid houdt vaak het langst aan. Soms duurt het wel drie maanden voordat u daarvan af bent. De ziekte van Pfeiffer heeft meestal geen ernstige gevolgen.
Het Epstein-Barr-virus (EBV) is de veroorzaker van mononucleosis infectiosa (ziekte van Pfeiffer, kissing disease). Het virus (humaan herpesvirus 4 of HHV4) is ook betrokken bij het ontstaan van zeldzame vormen van kanker zoals het Burkitt-lymfoom en neus- en keelkanker.
EBV infecteert bepaalde immuun cellen; de zogenaamde B-cellen. Het virus verstopt zich in deze cellen waardoor het niet herkend wordt door het immuunsysteem. EBV houdt zich meestal rustig, maar kan gedurende sommige periodes weer de kop op steken.
Er zijn weinig gevallen beschreven van ernstige hepatitis of acuut leverfalen , maar er is klinisch significante leverschade gemeld door EBV-infectie bij immuungecompromitteerde patiënten, zoals HIV-positieve patiënten, transplantatiepatiënten of patiënten met inflammatoire darmziekte die immunosuppressieve medicijnen gebruiken [ ...
Type 1, ook bekend als klassiek Pfeiffer-syndroom, heeft symptomen zoals hierboven beschreven. De meeste personen met type 1 Pfeiffer-syndroom hebben een normale intelligentie en een normale levensduur .
Gaat de ziekte van Pfeiffer vanzelf over? Ja, meestal ben je na twee tot vier weken hersteld. Heel soms komt het voor dat je nog weken tot maanden erg moe blijft. Helaas is hier niets tegen te doen, behalve rust nemen: antibiotica helpen namelijk niet tegen een virusziekte zoals de ziekte van Pfeiffer.
Tot de verschijnselen behoren misselijkheid, braken, buikpijn en vermoeidheid. Specifieke symptomen zijn hepatische encefalopathie (ammoniakstapeling). Dit gaat gepaard met neurologische verschijnselen als apathie, sufheid en verwardheid. De patiënt kan epileptische aanvallen (stuipen) krijgen of in coma raken.
Een abdominale echografie, CT-scan (computertomografie) of MRI (magnetic resonance imaging) kan de grootte, vorm en textuur van uw lever laten zien . Dit kan ontstekingen en zwellingen, gezwellen en fibrose onthullen.
De leverbetrokkenheid bij infectieuze mononucleosis varieert in ernst en de frequentie ervan varieert met de leeftijd, die wordt geschat op 10% bij jongvolwassenen en 30% bij ouderen [9]. EBV-infecties worden vaak geassocieerd met milde hepatocellulaire hepatitis en kunnen onopgemerkt blijven en spontaan verdwijnen.
Na het doormaken van de ziekte is er over het algemeen een levenslange afweer. Verspreiding van het virus gaat via het speeksel, vandaar ook de naam "kissing disease". Het is niet nodig om controles van het bloedonderzoek te verrichten. De ernst van de klachten is niet gerelateerd aan de mate van bloedafwijkingen.
Infectieuze mononucleosis (IM) kan een predisponerende factor zijn voor CVS. Bij volwassenen na IM kan 9-12% symptomatische vermoeidheid hebben 6 maanden later . De percentages CVS in de algemene adolescentenpopulatie zijn laag (0,2%).
Klachten / symptomen cytomegalie
De verschijnselen van cytomegalie wisselen sterk. Bij gezonde volwassenen leidt het soms tot verschijnselen die op Pfeiffer lijken: dagenlang koorts, keelpijn, vermoeidheid, lymfeklierzwelling en soms een leverontsteking.
De meeste kinderen en volwassenen die besmet worden met CMV heb- ben geen symptomen en weten meestal zelfs niet dat ze besmet zijn. Andere kunnen last hebben van griepverschijnselen. Typische symptomen zijn koorts, keelpijn, vermoeidheid en gezwollen klieren (variërend van mild tot ernstig).
De getalwaarde van de CMV IgG en EBV IgG. Bij een acute infectie is IgG meestal nog laag en bij een vroeger doorgemaakte infectie is IgG meestal hoog. Indien EBNA IgG duidelijk positief is, is een acute EBV infectie minstens 6 weken in het verleden te situeren.