Kinderen met een ontwikkelingsachterstand ontwikkelen zich (veel) langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan bijvoorbeeld later rollen, zitten, staan, lopen of praten. Vaak zijn er vanaf de geboorte al (lichamelijke) klachten. Soms wordt een ontwikkelingsachterstand pas later duidelijk.
Een ontwikkelingsachterstand (of stoornis) kan ontstaan door genetische afwijkingen of kunnen ontstaan voor, tijdens of na de zwangerschap. Enkele oorzaken kunnen zijn: Alcohol gebruik tijdens de zwangerschap. Medicatie gebruik tijdens de zwangerschap.
Een normale motorische ontwikkeling kenmerkt zich door veel variatie, complexiteit en door een toenemend aanpassingsvermogen. Een afwijkende motorische ontwikkeling kenmerkt zich, vooral op jonge leeftijd, door het ontbreken van variatie13,14. In bijlage 1 staat een nadere toelichting op de NGST.
Oorzaken motorische achterstand
Een achterstand in de motorische ontwikkeling kan verschillende oorzaken hebben. Te weinig beweging, weinig zelfvertrouwen bij het bewegen, een in aanleg aanwezige stoornis of een medische reden kunnen oorzaken zijn van een vertraagde ontwikkeling van het kind.
Achterstand in de motorische ontwikkeling. Bij een achterstand van de motorische ontwikkeling beweegt het kind minder handig dan leeftijdsgenootjes. Een gevolg kan zijn dat het kind gefrustreerd raakt en niet goed kan meedoen in de klas of bij het spelen.
Kinderen met een ontwikkelingsachterstand ontwikkelen zich (veel) langzamer dan hun leeftijdsgenoten. Ze gaan bijvoorbeeld later rollen, zitten, staan, lopen of praten. Vaak zijn er vanaf de geboorte al (lichamelijke) klachten. Soms wordt een ontwikkelingsachterstand pas later duidelijk.
Wat merk ik als mijn kind DCD heeft? Uw kind beweegt anders dan andere kinderen. Hij of zij kan moeilijk nieuwe bewegingen leren. Bewegen gaat moeilijker of onhandig.
Wat is DCD? Developmental Coordination Disorder of DCD is een coördinatie-ontwikkelingstoornis. Kinderen met DCD hebben een achterstand in de ontwikkeling van motorische vaardigheden en moeite met het coördineren van bewegingen.
Aanbeveling. De diagnose DCD wordt gesteld door een arts die hiertoe geschoold en competent is (kinderrevalidatiearts, kinderarts, jeugdarts, kinderneuroloog, kinderpsychiater) of door een GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist. De diagnose wordt gesteld met gegevens vanuit een multidisciplinair team.
Soms kan een kind al haar/zijn energie richten op het ontwikkelen van een bepaalde vaardigheid, zoals lopen of praten, wat dan even ten koste gaat van de ontwikkeling op een ander gebied. Een achterstand kan dan later weer worden ingehaald.
Tekenen van hoogbegaafdheid bij baby's
Karakteristieken van hoogbegaafde baby's: Extreem waakzaam – altijd aan het observeren, al kort na de geboorte. Er is al snel sprake van oogcontact. Heeft minder slaap nodig dan de meeste baby's.
Gemiddeld lopen baby's zelfstandig rond hun 18e maand. Iedere baby ontwikkelt zich op zijn eigen tempo, het is dan ook niet erg als je baby een paar maanden eerder of later loopt. Loopt je baby na 2 jaar nog steeds niet, bespreek dit dan op het consultatiebureau.
De meeste baby's kunnen aan de hand lopen tussen de 8 en 15 maanden. Maar de verschillen tussen kinderen zijn groot. Je kind loopt eerst een tijdje langs de rand van de box, de tafel of de bank. Daarna gaat je kind echt loslopen.
Men spreekt over een ontwikkelingsstoornis als het probleem of de problemen hun oorsprong kennen in de aanleg of rijping van het centrale zenuwstelsel van het kind. Als de problematiek door omgevingsfactoren wordt veroorzaakt spreek men van een ontwikkelingsprobleem.
De meeste kinderen leren lopen aan de hand tussen 8 en 15 maanden. Gemiddeld zet een kind zijn of haar eerste losse stapjes rond 14 à 15 maanden. De leeftijd waarop een kind zelfstandig begint te stappen, verschilt enorm. Het is niet abnormaal als je kind pas alleen loopt als hij of zij 18 maanden is.
Kinderen en volwassenen met sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstanden hebben moeite met het herkennen, uiten en reguleren van emoties en ondervinden problemen met sociale vaardigheden. Het sociaal-emotionele ontwikkelingsniveau is sterk van invloed op het alledaags functioneren.
Uw kind kan alleen behandeld worden of in een groep. In een groep heeft uw kind contact met andere kinderen met DCD. Dit kan goed zijn voor het zelfvertrouwen. Er zijn geen medicijnen die helpen bij DCD.
Definitie. De afkorting DCD staat voor Development Coordination Disorder ook wel dyspraxie genoemd of het “clumsy child syndrome”. DCD houdt in dat planning, coördinatie en uitvoering van verschillende motorische handelingen moeizaam worden geleerd en geautomatiseerd.
Geef complimenten als uw kind zijn of haar best doet. Help uw kind met bewegen door te oefenen met de dagelijkse dingen. Uw kind kan bijvoorbeeld helpen met eten koken, zelf brood smeren of zichzelf aan- en uitkleden. Uw kind leert van de therapeut manieren hoe hij of zij kan omgaan met moeilijke dingen.
Route naar de diagnose DCD
Voor observatie en onderzoek door een kinderrevalidatiearts is een verwijzing nodig van de huisarts, of van een kinderarts, jeugdarts, kinderneuroloog of kinderpsychiater als die bij het kind betrokken is.
Soms heeft een kind een probleem in het taalsysteem. Dit kan dysfasie zijn. Dysfasie is een neurologische stoornis in de spraak-taalontwikkeling: het kind begrijpt meestal veel meer van wat anderen zeggen dan het zelf kan zeggen. Dysfasie komt best vaak voor, ook de ernstige vormen.
ODD is een afkorting van het Engelse Oppositional Defiant Disorder. In Nederland spreken we van een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis. CD is een afkorting van het Engelse Conduct Disorder. De Nederlandse term hiervoor is (antisociale) gedragsstoornis.
Houterig bewegingspatroon, met daar tegenover opvallende motorische behendigheden. Bijvoorbeeld: kunnen klimmen en klauteren, maar niet kunnen springen. Dit contrast kan ook gelden binnen de fijne motoriek: geen veter kunnen strikken, maar heel vaardig zijn in een zeer ingenieus lego-bouwwerk.
Dyspraxie is een stoornis bij het verwerken van informatie uit het lichaam, met name uit spieren en gewrichten. Dat leidt tot problemen met zowel de fijne motoriek als de grove motoriek en met motorische vaardigheden.