U moet vogelhuisjes met zitstokken voor de invliegopening vermijden.
Vogels hebben geen zitstok nodig om de nestkast te gebruiken .
De constructie van de nestkast moet stevig zijn. De ophanghaak moet betrouwbaar zijn. Een stokje om op te zitten voor de opening is niet nodig. Mogelijk doe je er zelfs predatoren een plezier mee.
Koolmees houdt huis
Want ook onze vliegende vrienden gaan in hun huisje aan de slag als de lente losbarst. Kijk maar eens naar onze koolmees. De opening van het huisje blieft haar niet, dus gaat ze driftig tikken om het wat groter te maken. Of liever gezegd: wat anders, meer eigen misschien.
Kies een nestkast op basis van de vogels die je in je tuin hebt. Elke vogel heeft een bepaalde voorkeur voor een invliegopening. Als je veel pimpelmezen in de tuin hebt, kies dan voor 28 mm. Koolmezen hebben liever 32 mm als invliegopening.
Niet in de volle zon, dus liever niet op het zuiden. Beschut tegen de wind. De invliegopening kan het beste op het noordoosten zijn gericht, want de wind komt in Nederland vaak uit het zuidwesten. Een vrije en veilige aanvliegroute is belangrijk.
PLAATSING Roodborstnestkasten worden het beste zo geplaatst dat het ingangsgat naar het noordoosten gericht is en beschut is tegen de heersende wind en regen . Vermijd duidelijke zonnevallen, zoals muren op het zuiden. De kast moet worden geplaatst in de dekking van een klimplant of overhangende vegetatie.
Voer bijvoorbeeld zaden, pinda's en vetbollen, maar ook rozijnen en appels. Geef geen vloeibare olie, margarine en zoute producten. Voer geen melk. Elke soort heeft lievelingseten.
Dit is omdat een nestkast in de winter er toch voor kan zorgen dat de koolmeesjes jouw tuin als hun winterverblijf kiezen. 'S nachts slapen koolmezen namelijk het liefst in de nestkasten als deze beschikbaar zijn, en dat doen ze individueel. Zodra de koolmees wordt verstoord, zal hij de nestkast verlaten.
Als u vogels in en uit de kast ziet vliegen, is het zeker de moeite waard om eens naar binnen te kijken, vooral als ze nestmateriaal bij zich hebben .
De beste periode om een nestkast op te hangen is in het najaar tot en met maart. Dit is de maand waarin de meeste vogels beginnen met broeden. Het broedseizoen duurt doorgaans tot en met de maand juli. Het vroeg ophangen van de nestkast zorgt ervoor dat de vogels het vogelhuisje signaleren en eraan kunnen wennen.
Vogelhuisjes moeten van hout zijn . Hout is niet alleen duurzaam, maar ook poreus genoeg om vocht en warmte te laten ontsnappen in de zomer, waardoor de jonge vogels het niet te warm krijgen binnenin. Metaal en plastic kunnen te heet worden, wat schadelijk kan zijn voor de vogels. Weersta de drang om creatief te worden.
Vogels hebben voedsel nodig om te overleven, dus als er in de omgeving geen voedsel is, zullen ze waarschijnlijk niet naar een vogelhuisje komen. Het kan dus helpen om in de omgeving van je vogelhuisje extra vogelvoer aan te bieden.
Hang de nestkast uit de wind, regen en zon. Kies een rustige plaats. De ideale hoogte is 1,5 tot 2 meter. Meerdere nestkasten bij elkaar hangen is niet raadzaam.
Na het einde van elk broedseizoen moeten alle nestkasten worden afgebroken, oude nestmaterialen worden verwijderd en de kast moet worden gebroeid met kokend water om parasieten te doden. Gebruik geen insecticiden of vlooienpoeders – kokend water is voldoende.
Broedseizoen koolmees
Monogaam kun je koolmezen niet echt noemen, maar in het broedseizoen legt een koppeltje wel samen een of twee nestjes waar het stel samen voor zorgt. Per nest kunnen er tot wel vijftien eitjes worden gelegd, maar die komen niet allemaal uit.
Tussen begin april en begin mei legt het vrouwtje 4-12 eieren (gemiddeld 8-9). Ze moet ongeveer twee weken broeden voor de eieren uitkomen. Daarna verblijven de jongen nog ongeveer 19 dagen in het nest voordat ze uitvliegen.
Verwijder of beschadig een nest alleen als dat mag. De regel is simpel: het mag als het nest verlaten is én van een vogelsoort die elk jaar een nieuw nest of hol bouwt. Een vogelnest van bijvoorbeeld een zwaluw, die elk jaar terugkeert op het nest, mag u niet verwijderen.
Ze trekken bijvoorbeeld naar parken en tuinen, met name wanneer daar genoeg voedsel is of wanneer er nestkasten beschikbaar zijn. De koolmees is een standvogel, dit houdt in dat de koolmees op zijn plek blijft. Ze blijven in de buurt het broedgebied overwinteren en kunnen dus goed omgaan met koud of nat weer.
Geen vetbollen of pinda's in een (plastic) netje. Vogels kunnen erin verstrikt raken, en het blijft als afval over. Geen boter of margarine, dit werkt laxerend. Niet te veel voeren en strooien, dit kan ongedierte aantrekken.
Het is van groot belang dat jouw nestkastje op een rustige plek komt te hangen. Naast de achterdeur waar vaak mensen in- en uitlopen, is dus geen goed idee. Een boom achter in de tuin wel. Zorg er daarnaast voor dat het kastje niet te veel zonlicht krijgt, hang het daarom liever niet op het zuiden.
Gebruik de juiste materialen. Hout is het beste materiaal voor vogelhuisjes. Andere materialen (zoals metaal of plastic) isoleren het nest mogelijk niet voldoende, waardoor eieren of jongen kunnen afkoelen bij koud weer of oververhit raken bij warm, zonnig weer. Gebruik ruw gesneden houten platen, boomdelen of 3/4-inch multiplex.
In tegenstelling tot die vogels zijn roodborstjes geen "holte-nesters", wat betekent dat ze geen nesten bouwen in reeds bestaande gaten in bomen. Een vogelhuisje — dat die "gat-in-boom"-omgeving nabootst — spreekt hen dan ook niet aan . Lezers van Birds & Blooms hebben gemeld dat ze roodborstjes hebben zien nestelen op vensterbanken, richels en zelfs op gevlochten manden.
Heb je nestkastjes voor verschillende vogels dan moet er minimaal 3 meter tussen zitten. Meerdere nestkastjes voor één vogelsoort moeten 10 meter van elkaar hangen. Bij een kleinere tuin kun je je dus beter richten op vogelhuisjes voor verschillende tuinvogels.
In de zomer slapen vrouwtjes bij hun nesten en verzamelen mannetjes zich bij slaapplaatsen. Als jonge roodborstjes onafhankelijk worden, voegen ze zich bij de mannetjes. Volwassen vrouwtjes gaan pas naar de slaapplaatsen als ze klaar zijn met nestelen.