Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek Spelen Nederlandse boeren een belangrijke rol in de voedselvoorziening maar zal bij de krimp ervan vooral het buitenland er last van hebben.
Hij werkt als hoofddocent Voedsels- en Landbouwbeleid aan Wageningen University. "We hoeven niet bang te zijn dat we op korte termijn zonder voedsel komen te zitten. Pas als alle boeren van het één op het andere moment zouden stoppen, hebben we een probleem. Maar daar is geen sprake van."
Conclusie. De boeren in Nederland spelen een belangrijke rol in het produceren van voedsel. Het is echter niet zo dat Nederlanders hoeven te vrezen voor voedseltekorten of zelfs honger als er minder boeren zijn. Dat komt doordat het overgrote deel van wat de boeren produceren naar het buitenland wordt vervoerd.
Maar ook met een veranderd voedselpatroon is ons land nog steeds niet zelfvoorzienend. Hoewel Nederland twee keer zoveel grond nodig heeft, is de landgebruikvoetafdruk lager dan de 0,65 hectare van de mondiale consument. Bovendien wordt de voetafdruk elk jaar een stukje kleiner.
De eerste en meest rigoureuze optie: uitkopen. Hierbij stoppen boeren met hun bedrijf en ontvangen zij daar geld voor. Hiervoor zijn twee regelingen opgezet: een landelijke en een provinciale. Bij de landelijke maatregel krijgen boeren geld om te stoppen met hun bedrijf, met als doel de stikstofuitstoot te verminderen.
De huidige stikstofstrategie van het kabinet zal er volgens de berekeningen toe leiden dat 11.200 boerenbedrijven moeten stoppen en nog eens 17.600 boeren hun veestapel fors moeten inkrimpen, met een derde tot bijna de helft.
Het economisch belang van de sector is groot. Boeren en tuinders produceerden voor een kleine 30 miljard euro aan landbouwproducten. Daar blijft het niet bij. De beesten moeten eten, de akkerbouwer moet zaad kopen en kunstmest en de koe wil 's winters in een warme stal staan.
De EU is in grote lijnen zelfvoorzienend voor de meeste primaire landbouwproducten. Ze is ook de grootste exporteur van agrovoedingsproducten, waaronder verwerkte levensmiddelen (EC, 2016a).
Nederland produceert drie keer meer voedsel dan we kunnen opeten: 'Er is dus méér dan genoeg' Nederland heeft een luxepositie als er een tekort aan groente en fruit ontstaat in Europa. Dat stelt directeur Marc Jansen van de brancheorganisatie Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL).
De toegevoegde waarde van de primaire landbouw bedroeg in 2019 bijna 11 miljard euro, oftewel 1,4 procent van het bruto binnenlands product. Het volume van de toegevoegde waarde was in 2019 ruim 10 procent groter dan in 20093).
Van alles wat de Nederlandse boeren produceren is ongeveer 75% voor de export, zegt Hanneke Muilwijk van het Planbureau voor de Leefomgeving. En omgekeerd: van het grondoppervlak dat nodig is om al het voedsel dat Nederlanders eten te produceren, ligt driekwart in het buitenland.
Aantal boeren
In 2016 waren er 55.680 boeren in Nederland. Daarvan waren 10.820 boeren akkerbouwers en hadden 760 boeren een gemengd bedrijf met akkerbouw en veeteelt. In 2000 waren er nog veel meer boeren: in totaal 97.390, waarvan 14.800 akkerbouwers en 1765 boeren met een gemengd bedrijf (Bron: Statline.CBS.nl).
Bij de stikstofcrisis van de laatste jaren draait het om twee stofjes: stikstof uit verkeer (NOx) en stikstofverbindingen uit boerenbedrijven, meestal in de vorm van ammoniak. Deze slaan neer in de natuur en werken als voedingsstof. Daardoor groeien sommige planten beter dan andere.
Boeren protesteren tegen de plannen van de overheid die de stikstofuitstoot fors moet terugdringen. Op sommige plekken zullen stallen moeten sluiten en de veestapel zal naar verwachting met ongeveer 30% krimpen.
Nederlandse boeren voeden de hele wereld
Het gaat hierbij niet enkel om voedingsmiddelen. Hetgeen dat we het meest exporteren zijn namelijk bloemen: meer dan 90 procent van de sierteelt gaat naar het buitenland. Daarna volgt vlees, vervolgens zuivel en eieren en dan groenten en fruit.
Uit onderzoek blijkt dat landen als Nieuw Zeeland, IJsland, het Verenigd Koninkrijk, Tasmanië of Ierland zich daar het best voor lenen. En zoals je vast ziet hebben ze iets met elkaar gemeen: het zijn eilanden. Een apocalyps, crisis, instorting, je kunt het verschillende namen geven.
Hoe gaan we de toekomstige wereldbevolking voeden zonder onze planeet volledig uit te putten? In dit bijzondere boek geven tachtig Wageningse topwetenschappers een uniek inkijkje in hun grensverleggende onderzoek naar het voedselvraagstuk. Hoe maken we onze landbouw duurzamer? Wat ligt er in de toekomst op ons bord?
De productgroepen met de hoogste exportwaarde in 2021 zijn sierteeltproducten (12,0 miljard euro), vlees (9,1 miljard euro), zuivel en eieren (8,7 miljard euro), groente (7,2 miljard euro) en fruit (7,0 miljard euro).
Daarmee – en ook dankzij allerlei andere agrarische producten – is Nederland de tweede landbouwexporteur van de wereld – na de VS, maar vóór Duitsland. Nederland is tevens de derde netto-exporteur ter wereld, na Brazilië en Argentinië.
In totaal werken er ruim 600.000 mensen in banen die direct afhankelijk zijn van de agrarische productie. Elke boer houdt dus ruim tien mensen aan het werk in Nederland. En de landbouw levert een forse bijdrage aan de handelsbalans. Per jaar exporteert Nederland voor zo'n 45 miljard euro aan landbouwgoederen.
Volgens de gegevens van het LEI is het gemiddelde Nederlandse landbouwbedrijf 1,8 miljoen euro waard. Het gemiddelde eigen vermogen bedraagt ongeveer twee derde van de bedrijfswaarde, ofwel zo'n 1,2 miljoen euro.
Bijna een op de vijf werkende miljonairs is actief in de landbouw. Met 19 procent behoren boeren zelfs tot de grootste groep miljonairs en staan daarmee op de eerste plek. Vooral melkveehouders blijken 'rijk', want ze vertegenwoordigen negen procent van het aantal miljonairs.
Er is tot 270 miljoen euro voor het stoppen met melkvee, 115 miljoen voor kippen en kalkoenen en 115 miljoen voor varkens. Daarnaast komt er een aparte regeling voor provincies die gericht veehouders in de buurt van door stikstofneerslag overbelaste Natura 2000-gebieden willen uitkopen.
Wat ook van belang is, is dat onteigening niet kan plaatsvinden als de boer in kwestie de beoogde nieuwe bestemming zelf wil en kan realiseren. 'Als de nieuwe bestemming natuur moet worden, dan moet het ook echt natuur worden.