Een chloroplast is een groenkleurig
Chloroplasten vind je in alle groene delen van de plant en geven dan ook een groene kleur aan de cel. In de chloroplasten vindt de fotosynthese plaats. Voor deze functie bevatten chloroplasten onder meer chlorofyl, een groen pigment dat licht opvangt.
Plantencellen bevatten kleine biologische machines genaamd chloroplasten. Chloroplasten kun je beschouwen als de batterijen van plantcellen. Ze zorgen ervoor dat planten, en dus indirect wij, in leven kunnen blijven. Ze doen dat door energie op te wekken voor de plant in de vorm van glucose.
Om zuurstof te maken gebruikt een plant licht om koolstofdioxide om te zetten in zuurstof. Dit proces wordt fotosynthese genoemd. Het licht vangt de plant op met zijn bladgroenkorrels (of chloroplasten). Deze bladgroenkorrels geven de plant zijn groene kleur.
Tijdens de fotosynthese vangt de plant licht op met zijn bladgroenkorrels.Hieraan hebben planten hun groene kleur te danken. In de thylakoïden zitten pigmentmoleculen. Ze gebruiken vooral rood en blauw licht en weerkaatsen het groene licht.
Pigment in planten heeft veel verschillende functies. Vaak staan planten bekend om hun groene kleuren, vanwege de bladgroenkorrels of chlorofyl. Groen, rood en geel pigment helpen planten voornamelijk bij het aantrekken van zoveel mogelijk zonlicht.
De prikbelletjes in limonade of cola bestaan uit koolstofdioxide. Koolstofdioxide wordt ook wel koolzuurgas genoemd. Koolstofdioxide neemt de plant op met zijn huidmondjes in de bladeren.
Fotosynthese is het proces waarbij planten water en koolstofdioxide, onder invloed van energie uit licht, omzetten in zuurstof en glucose (suiker). Deze glucose wordt vervolgens door de plant verder omgezet in bijvoorbeeld zetmeel of cellulose.
Om te kunnen groeien, hebben planten water, koolstofdioxide (uit de lucht) en energie van zonlicht nodig.
Planten halen hun energie uit zonlicht. Met die energie zetten ze in de bladgroenkorrels water en CO₂ om in zuurstof en glucose. Glucose voedt de plant en zorgt ervoor dat die groeit. Dit proces heet fotosynthese.
Door de ontwikkeling van de membraansystemen, waarbij de grana met elkaar verbonden worden door lamellen bestaande uit (ongestapelde) stroma-thylakoïden, ontstaat uiteindelijk de chloroplast.
Kamerplanten water geven is uiteraard noodzakelijk en bepaalt voor een groot deel de gezondheid van de plant. Veel mensen geven hun binnenplanten koud kraanwater. Sommige planten zijn hier echter gevoelig voor, het is daarom beter om water op kamertemperatuur te gebruiken.
Er zijn drie belangrijke soorten plastiden. Dit zijn de chloroplasten, amyloplasten en chromoplasten. Plastiden kunnen van de ene type plastiden naar een andere type plastiden gaan. Zo kunnen chloroplasten bijvoorbeeld omgezet worden naar chromoplasten.
Een kenmerkend voorbeeld is de chloroplast, ook wel bladgroenkorrel genoemd. Plastiden vermeerderen zich min of meer zelfstandig door binaire deling.
Planten vangen de voor fotosynthese benodigde lichtenergie op met chlorofyl. Deze stof zit in chloroplasten (bladgroenkorrels). De chloroplasten bevinden zich vooral in de bladeren van de planten: chloroplasten geven bladeren hun groene kleur. In de thylakoïden in de chloroplast vindt de fotosynthese plaats.
Het chloroplast-DNA, afgekort als cpDNA, is een klein circulair DNA-molecuul dat vrij voorkomt in het stroma van een chloroplast. Het bestaan ervan werd voor het eerst aangetoond in 1962. Door middel van DNA-sequencing werd in 1986 de nucleotidenvolgorde van chloroplast-DNA uit een levermos en tabaksplant bepaald.
Vermijd tocht en grote temperatuurschommelingen
De meeste kamerplanten zijn niet dol op grote temperatuurverschillen. Zet je kamerplant dan ook niet naast een deur om tocht te voorkomen. Let ook op in de winter en plaats je kamerplant dan niet direct naast het raam. Zeker niet wanneer het een raam met enkel glas is.
Om de fotosynthese te kunnen uitvoeren heeft een plant drie dingen nodig: water via de wortels van een plant, koolstofdioxide (CO2) via de huidmondjes in de bladeren en (zon)licht voor de energie.
Overzicht van de plant
De plant bestaat verder uit bladeren, een stengel en wortels. De bladeren zorgen voor fotosynthese. De stengel draagt de bladeren, bloemen en vruchten. De wortels zorgen voor stevigheid en nemen water en mineralen op uit de bodem.
Speciale cellen in de bladeren van planten genaamd fotosynthetische pigmenten kunnen lichtenergie veranderen in chemische energie. Deze chemische energie wordt vervolgens gebruikt om koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) om te zetten in suikers zoals glucose. Hierbij komt zuurstof (O2) vrij als afvalstof.
Dat zijn belletjes zuurstof. Ieder blad heeft allemaal hele kleine mondjes op zijn onderkant, daarmee ademt het blad koolstofdioxide in en zuurstof uit. Mensen en dieren doen dat juist andersom, die ademen dus zuurstof in en koolstofdioxide uit. Een plant zuigt water op uit de grond en dat water gaat naar de bladeren.
Koffie bevat namelijk voedingsstoffen zoals kalium en magnesium; stoffen waar een plant ontzettend blij van wordt.Dit hebben ze namelijk nodig om er goed en gezond uit te zien. Dus heb je nog een laagje vergeten (zwarte) koffie in je kopje zitten en zien je planten er een beetje verpieterd uit?
Suiker: fabel
Alle micro-organismen in het water. Hierdoor wordt het water juist sneller troebel en heb je minder lang plezier van je bos bloemen. Beter niet doen dus.
De belangrijkste reden hiervoor is de werking van de stof cafeïne op planten en dieren. Cafeïne blijkt namelijk een groeiremmende werking te hebben op planten. Vooral jonge (kiem)planten moeten er niks van hebben. Ook de compostwormen die het belangrijke werk doen in je composthoop, kunnen er schade van ondervinden…