Vrijwel alle planten- en algencellen, en ook eencellige organismen zoals protisten, bezitten enkele tot honderden chloroplasten.
Gele bremraap & andere planten: de gele bremraap maakt gebruik van andere planten. Het heeft namelijk zelf geen bladgroenkorrels, waardoor fotosynthese niet mogelijk is.
Schimmels en bacteriën. Naast het rijk van de dieren en het rijk van de planten zijn er meer organismen (levende wezens). Schimmels zijn organismen die lijken op planten. De cellen van schimmels hebben een celwand en een celkern, maar de cellen hebben geen bladgroenkorrels.
een chloroplast (fotosynthese), een dierlijke cel niet; een vacuole voor water en reservestoffen. Een dierlijke cel heeft een kleine of geen vacuole.
Nee. Bladgroenkorrels zitten in de cellen van (groene) planten, zodat die aan fotosynthese kunnen doen. De naam “wandelend blad” is verwarrend, maar het is een diertje dat eruit ziet als een blad. Het heeft dus geen bladgroenkorrels, want het is een dier.
Vrijwel alle planten- en algencellen, en ook eencellige organismen zoals protisten, bezitten enkele tot honderden chloroplasten.
Fotosynthese vindt plaats in de plastiden van een cel, ook wel chloroplast genoemd . De chloroplast bevat een groen pigment genaamd chlorofyl, wat erg essentieel is voor fotosynthese. Het celorganel waarin fotosynthese plaatsvindt, is plastiden.
Dierlijke cellen hebben geen celwand én geen vacuole, plantaardige cellen wel. Plantaardige cellen kunnen (afhankelijk van welk deel van de plant ze zijn) bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels hebben. Verder hebben dierlijkeen plantaardige cellen wel beiden een celmembraan en cytoplasma.
Waarom hebben plantencellen deze extra organellen nodig? Dierlijke cellen bevatten een andere set organellen dan plantencellen om te kunnen functioneren. Ten eerste bevatten plantencellen chloroplasten die hen in staat stellen om fotosynthese te doen en energie te produceren. Omdat dierlijke cellen niet fotosynthetiseren, hebben ze geen chloroplasten nodig .
Schimmelcellen hebben net als plantencellen een stevige celwand. Maar anders dan planten, hebben schimmelcellen geen bladgroenkorrels. Ze halen hun energie niet uit de zon zoals planten. Veel schimmels halen hun voedsel uit dode planten of dieren.
De bladgroenkorreltjes vangen het licht op. Het voedsel dat de plant gaat maken, is suiker. Die suiker maakt de plant van het water en de kooldioxide. Maar er is energie voor nodig.
Cellen van de vaatbundel en epidermiscellen in bladeren (met uitzondering van de sluitcellen van de huidmondjes) hebben geen chloroplast.
Als je een dierlijke cel vergelijkt met een plantaardige cel, zie je dat er ook verschillen zijn. Een dierlijke cel heeft geen plasticiden, geen grote vacuolen en ze hebben geen celwand. Dat planten moeilijker verteerbaar zijn, komt door de stevige celwand.
Eukaryoten hebben wel een celkern. Om de cellen zit een celwand, ze bevatten bladgroenkorrels en een vacuole.
Maretak is duidelijk een halfparasiet deze soort heeft geen wortels in de grond. Hij hangt hoog in de boom en gaat met zijn wortels in het vaatsysteem van de boom om daar water en voedingstoffen te stelen.
Het woord "waard" stamt af van de gastheer in een herberg, hij verzorgt eten en drinken voor de bezoeker. Op vergelijkbare wijze voorzien waardplanten bijen, vlinders, insecten en andere organismen van voedsel via hun bloemen en bladeren. Daarom heten deze bepaalde planten dus waardplanten.
Een dierlijke cel is een cel zoals die bij dieren voorkomt. Zo'n cel bestaat van buiten naar binnen uit een membraan en het cytoplasma; een celwand zoals bij bacteriën en bij planten ontbreekt. In het cytoplasma bevinden zich de overige celorganellen zoals golgiapparaat, mitochondriën en het endoplasmatisch reticulum.
Eindantwoord:
Plantencellen bevatten chloroplasten voor fotosynthese en centrale vacuolen voor opslag en structurele integriteit . Dierlijke cellen hebben deze niet nodig.
De celwand omringt het plasmamembraan van plantencellen en biedt treksterkte en bescherming tegen mechanische en osmotische stress . Het stelt cellen ook in staat om turgordruk te ontwikkelen, wat de druk is van de celinhoud tegen de celwand.
De verschillen
Zo komen bladgroenkorrels , een celwand en een grote vacuole alleen bij plantaardige cellen voor. De plant heeft bladgroenkorrels in de groene delen van een plant. Deze korrels maken glucose en zuurstof uit water, koolstofdioxide en licht.
Dierlijke cellen hebben bijvoorbeeld geen chloroplasten nodig, maar planten wel, voor de fotosynthese. Dierlijke cellen zijn vaak kleiner dan plantencellen en hebben een onregelmatige vorm, een ander onderscheid tussen plantaardige en dierlijke cellen.
Wat is het verschil tussen plantaardige en dierlijke voeding? “Simpel genomen is plantaardige voeding gebaseerd op planten en dierlijke voeding gebaseerd op dieren. Daarnaast zijn er bepaalde voedingsstoffen die uitsluitend in één van de soorten te vinden zijn.
Fotosynthese: de basis
De primaire cellulaire structuren die ervoor zorgen dat fotosynthese plaatsvindt, zijn chloroplasten, thylakoïden en chlorofyl . Fotosynthese vindt plaats in de chloroplasten die in het mesofyl van de bladeren zitten.
Meristemen vormen de bouwstenen voor de groei. Het zijn celweefsels die tot celdeling in staat zijn, ze maken dus nieuwe cellen aan die zorgen voor groei. We vinden ze vooral in de knoppen en in het cambium.
Fotosynthese (ook: koolstofdioxide-, koolzuur- of koolstofassimilatie) is een vorm van biosynthese, waarbij energie uit zonlicht wordt gebruikt om gasvormig koolstofdioxide om te zetten in de vaste stof glucose. Bij deze chemische reactie komt zuurstofgas vrij.