naamvallen laten zien wat de rol is van woorden in de zin die mensen, dieren of dingen beschrijven en naamvallen maken duidelijk hoe (en of) deze woorden in de actie passen die het werkwoord beschrijft. Zulke rollen duiden we in de beschrijving aan met termen als 'onderwerp' en 'lijdend voorwerp'.
Naamvallen zijn in de loop van de negentiende eeuw eerst langzaam verdwenen in de spreektaal en werden in 1934 helemaal afgeschaft. Maar hoe ging dat precies? “Ik denk dat de uitgangen steeds minder goed waarneembaar werden in het spraakgebruik”, aldus Coppen.
Indo-Europese naamvallen
Voorbeelden van Indo-Europese talen waarin morfologisch zichtbare naamvallen een belangrijke rol zijn blijven spelen zijn het Latijn, Duits en de meeste Slavische talen (zoals het Russisch).
Naamvallen zijn de verschillende vormen die woorden aannemen, afhankelijk van hun functie in de zin. Naamvallen komen voor bij zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, lidwoorden, telwoorden en voornaamwoorden. In het hedendaagse Nederlands zijn de meeste naamvalsonderscheidingen verdwenen.
Wie dacht dat het Duits een moeilijke taal was vanwege alle naamvallen, zou eens naar Dagestan in de Kaukasus moeten gaan. Daar wordt het Tabassaran gesproken, een taal met maar liefst 48 naamvallen - de meeste ter wereld.
De 7/2 regel
Deze regelt stelt dat auf en über altijd de vierde naamval krijgen en de rest van de voorzetsels de derde naamval.
In het Duits kunnen de lidwoorden verschillende uitgangen hebben, die een naamval uitdrukken. Naamvallen zijn nodig om de functie van een zinsdeel aan te geven. Zo drukken ze 'het onderwerp', 'het lijdend voorwerp', of 'het meewerkend voorwerp' van een zin uit.
Traditioneel worden voor het (historische) Nederlands vier naamvallen onderscheiden: de eerste naamval (of: nominatief) is de onderwerpsvorm; de tweede naamval (of: genitief) kan meestal m.b.v. het voorzetsel van worden omschreven (bijvoorbeeld het Wapen der Infanterie); de derde naamval (of: datief) wordt gebruikt als ...
Het Turks heeft twee naamvallen meer dan het Nederlands, namelijk één die plaats en tijd aanduidt, en één die oorsprong aangeeft. In actieve zinnen is de woordvolgorde onderwerp- lijdend voorwerp - werkwoord, in passieve zinnen zijn het onderwerp en lijdend voorwerp omgedraaid.
Het Engels is veel makkelijker dan het Duits: het heeft tenminste geen naamvallen. Nederlanders denken bij naamvallen aan Duitse voorzetselrijtjes en verbuigingen van lidwoorden en zelfstandige naamwoorden.
Het Duits en Nederlands lijken zoveel op elkaar doordat ze tot dezelfde taalfamilie behoren. Het Duits en het Nederlands zijn namelijk Germaanse talen. Dat betekent dat ze allebei uit dezelfde taal zijn ontstaan: het Germaans.
Minstens 24 miljoen, concluderen onderzoekers van de Taalunie, het Meertens Instituut en de Universiteit van Gent in een 266 pagina's tellend rapport. Onze taal wordt dan ook bij lange na niet met uitsterven bedreigd.
In de Duitse taal wordt onderscheid gemaakt tussen de eerste naamval (nominatief), tweede naamval (genitief), derde naamval (datief) en vierde naamval (accusatief).
Het hedendaagse Russisch kent zes naamvallen: nominatief, genitief, datief, accusatief, instrumentalis en prepositionalis/locatief. Het Russisch kent drie woordgeslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig, die in de regel morfologisch gemarkeerd zijn.
2e naamval
Waar in het Nederlands van de, van het, van deze, van sommige, van mijn, enz.staat, gebruik je in het Duits een tweede naamval. In het Duits verdwijnt dan het woordje von en komt de naamval die daar speciaal voor is: de tweede naamval.
De eerste naamval wordt gebruikt voor het onderwerp en het naamwoordelijk gezegde na de koppelwerkwoorden 'sein' (zijn), 'werden' (worden) en 'bleiben' (blijven). Alle Duitse woorden hebben een geslacht (m, v of o). Als we deze woorden in zinnen gaan gebruiken, wordt een m-woord in een zin der.
Altijd een 3e naamval na: aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, entgegen, außer, gegenüber, an vorbei. Altijd een 4e naamval na: durch, für, gegen, ohne, um, bis, entlang. Vaak zit er niets anders op dan deze uit je hoofd te leren door ze vaak te herhalen.
auf en über (in de betekenis 'over'): vrijwel altijd 4e naamval. alle andere voorzetsels uit deze categorie: 3e naamval.
3e naamval= meewerkend voorwerp
Voorbeeldzin: Ich gebe meiner Mutter ein Geschenk. Je zou ook kunnen zeggen als je er aan/voor voor kunt zetten of juist weg kunt laten is het derde naamval. Nadat je de naamval hebt bepaald, moet je kijken of het woord mannelijk, vrouwelijk, onzijdig of meervoud is.
Arabisch
In tegenstelling tot Spaans, Engels en andere talen, wordt Arabisch van rechts naar links geschreven en gelezen, waardoor het één van de moeilijkste talen is.