Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
In sommige gevallen is zowel jij als jou mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
Juist is: 'beter dan ik'. Het is een verkotring van: 'hij zingt beter dan ik zing'. Bij vergelijkingen met 'als' gebeurt hetzelfde: hij zingt net zo goed als ik (zing).
In gesproken taal wordt vaak als gebruikt in plaats van dan. Hoewel groter als door velen niet meer wordt afgekeurd, is groter dan nog steeds verzorgder, zeker in geschreven taal. Hij is ouder dan ik. Ze is veel energieker dan ik.
Als deze bijzinnen aan de hoofdzin voorafgaan, kan de hoofdzin beginnen met het bijwoord dan, maar dat is niet noodzakelijk. Het gebruik van dan komt in dit soort zinnen meer in gesproken dan in geschreven taal voor.
Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een nevenschikking genoemd worden. Wel geldt het als een teken van beleefdheid dat men zichzelf niet als eerste noemt. De persoonlijke voornaamwoorden ik, mij, wij en ons komen daarom bij voorkeur aan het einde van de nevenschikking.
Er is geen regel die bepaalt in welke volgorde de personen in een opsomming met en genoemd worden, maar het is gebruikelijk om eerst de anderen te noemen en daarna jezelf. Dat wordt ook als het beleefdst beschouwd.
Wat is goed: 'Zij dansen beter dan ik of dan mij'? Eigenlijk moet je hier dan ik gebruiken, maar in de praktijk komt dan mij veel voor – zeker in spreektaal.
Toch zijn combinaties zoals groter als, liever als, anders als niet voor iedereen aanvaardbaar. In verzorgde spreek- en schrijftaal is het aan te raden om groter dan, liever dan, anders dan enzovoort te gebruiken.
Wanneer moet er als gebruikt worden, en wanneer dan? Het antwoord – dat dus gebaseerd is op de regel die we opgelegd hebben gekregen aan het einde van de Nederlandse Renaissance, is als volgt. Na de vergrotende trap (liever, mooier, groter, slimmer etc.)volgt altijd dan.
In de meeste gevallen is het aan te bevelen om na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, groter) + dan de vorm hij te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist. U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm.
Dan gebruik je om een verschil aan te geven, als gebruik je in een vergelijking met 'zo' of 'even': Grietje is even blond als Hans, maar Hans is langer dan Grietje. Sneller, hoger, sterker: dat zijn allemaal voorbeelden van de vergrotende trap. De vergrotende trap gebruik je om een verschil aan te geven.
Beide zijn goed, maar er is wel een zeker verschil in stijl. Het verschil zit 'm in de stijl: je kan is informeler en meer spreektaal.Bij het schrijven kun je beter kiezen voor je kunt. Tegenwoordig kom je in teksten steeds vaker de informele vorm je kan tegen.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is zij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is haar correct.
Je kunt namelijk zowel jij als jou gebruiken, afhankelijk van wat je bedoelt. Heb je het over een subject (onderwerp), dan gebruik je jij, heb je het over een object (in dit geval een lijdend voorwerp) dan gebruik je jou.
Als niet-onderwerpsvorm kunnen we zowel me als mij gebruiken. Het is aan te bevelen om zo veel mogelijk de gereduceerde vorm me te gebruiken.
Me is geen bezittelijk voornaamwoord
Voor veel taalpuristen is dit taalergernis nummer één. Voorbeelden: me broer, me fiets, me taalfout. Dat moet zijn: mijn broer, mijn fiets, mijn taalfout. Tip: vervang me door mij.
Me kan alleen gebruikt worden als de onnadrukkelijke vorm van mij: De caissière vroeg mij of ik zegels wilde. De caissière vroeg me of ik zegels wilde. Vraag mij niet telkens hoe laat het is!
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciëren, achten).
De regel voor het gebruik van hun of zij is als volgt: Je gebruikt zij als het in de zin de persoonsvorm is.Je gebruikt hun als het in de zin het meewerkend voorwerp is. Zij gaan morgen met het hele team naar een restaurant.
Let op! staat het vnw.áchter het bezit en staat het woord 'van' of 'aan' ervóór, dan is 'mij' een persoonlijk voornaamwoord; Die auto is van mij, Geef dat maar aan mij.
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar iemand, zoals ik, jij, hij, jullie etc. Maar het kan ook naar iets verwijzen, zoals het.
De vervoegde vormen schrijven we in één woord, tenzij de delen er en uitzien gescheiden worden door andere woorden (bijvoorbeeld: er stralend uitzien) of de volgorde van de delen eruit en zien gewisseld is (bijvoorbeeld: het ziet eruit). Hierdoor zal je huid er weer stralend uitzien. Hoe ziet jouw droomhuwelijk eruit?
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.