De allereerste boeren ter wereld kwamen uit de regio rond het huidige Irak. Zo'n tienduizend jaar geleden begonnen daar ze wilde gewassen te domesticeren. De boeren verspreidden zich en gaven ook hun kunsten door aan anderen. Zo kwamen er langzaam maar zeker veredelde gewassen, vee en aardewerk mee naar onze streken.
De eerste boeren verschenen rond 5300 voor Christus en vestigden zich op de vruchtbare gronden van Zuid-Nederland. Door hen maakten de bewoners van noordelijker streken kennis met akkerbouw en veeteelt, de bouw van houten boerderijen en servies van aardewerk.
Egyptenaren behoorden tot de eerste volkeren die op grote schaal landbouw beoefenden, beginnend in de pre-dynastieke periode van het einde van het Paleolithicum tot het Neolithicum, tussen ongeveer 10.000 v.Chr. en 4000 v.Chr. Dit werd mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van bekkenirrigatie.
De boeren uit Anatolië brachten bijna negenduizend jaar geleden de landbouw naar Europa. Een paar duizend jaar later werd het grootste deel van het continent gedomineerd door akkerbouwers en veehouders.
De boer of agrariër is ontstaan tijdens de neolithische revolutie toen de mens in plaats van te jagen sedentair werd. Een aantal jager-verzamelaars ging met hun gezin over tot het vangen van dieren om die te houden in een nederzetting. De eerste sociale stratificatie ontstond op deze wijze.
De eerste boerderijen
Toen de laatste ijstijd afliep leerden de mens hoe ze voedsel konden verbouwen. Nu hoefden de mensen niet meer rond te reien maar konden ze zich op één plek vestigen. Landbouw veranderde alles. Er werden vaste huizen gebouwd en voorwerpen werden steeds belangrijke.
De eerste boeren kwamen hier ongeveer 7000 jaar geleden wonen. Ze leefden heel anders dan de jagers die al in ons land leefden. De boeren woonden op een vaste plek, in huizen gemaakt van stro, leem, takken en boomstammen. De bomen werden omgehakt met grote bijlen, een nieuwe uitvinding van de boeren.
De oudste, ons bekende mensachtige, de Homo habilis, ontwikkelde zich zo'n 2,5 miljoen jaar geleden en dankt zijn naam ('handige mens') aan de werktuigen die hij gebruikte. Fossielen van deze eerste mens – en zijn (stenen) werktuigen – zijn opgegraven in de beroemde Olduvai Gorge in Oost-Afrika.
Nederlanders die hun DNA laten testen, komen dan uit in Groot-Brittannië of Scandinavië, omdat hun genetisch materiaal het meest overeenkomt met dat van de referentiegroepen daar. Maar dat wil nog niet zeggen dat er ook daadwerkelijk een voorouder uit die gebieden komt.
De Anatolische neolithische boeren waren een voorouderlijk element dat voor het eerst werd geïdentificeerd bij boeren uit Anatolië (ook bekend als Klein-Azië) in het neolithicum. Buiten Europa en Noordwest-Afrika leefden ze ook op het Iraanse plateau, in de zuidelijke Kaukasus, Mesopotamië en de Levant.
Landbouw ontstaat als jagers/verzamelaars zo'n 12.000 jaar geleden ontdekken dat het makkelijker is lange tijd op dezelfde plek te blijven als de grond vruchtbaar is. De ontdekking van veredeling draagt bij aan de ontwikkeling van sterke rassen, waardoor de oogsten hoger uitvallen.
Rond 11.000 voor Christus gaan mensen op een vaste plek wonen. Ze verbouwen voedsel zodat ze niet meer hoeven rond te trekken als jagers en verzamelaars. Zo ontstaat de agrarische samenleving.
Na 1950 is Nederland veranderd van een land met vooral kleine extensieve (gemengde) landbouwbedrijven naar een land met grotere en gespecialiseerde landbouwbedrijven. Ook de glastuinbouw en intensieve veehouderij (varkens en kippen) groeiden uit tot belangrijke sectoren.
Jagers en boeren (15.000 v.Chr. – 2000 v.Chr.)
Op de akkers lieten de boeren graan groeien. Om de akkers te bebouwen maakten ze gebruik van ossen die hielpen hen bij het bewerken van de grond. Varkens hielden ze voor het vlees, geiten en schapen voor de melk.
In 2020 waren er in Nederland 75 255 landbouwvestigingen. Het grootste aantal vestigingen was in Noord-Brabant (12 340 vestigingen) en Gelderland (11 650 vestigingen).
Waar komt het Nederlands vandaan? Het Nederlands maakt deel uit van de Inde-Europese taalfamilie. Volgens onderzoekers van het Max Planck Instituut in Nijmegen is de Indo-Europese taalfamilie afkomstig uit Anatolië, de plek waar nu Turkije ligt.
Van de Nederlanders die MyHeritage gebruikten, heeft bijna de helft een Scandinavische oorsprong, 35 procent een Britse. Toch meldt hun stamboom daar niets over, omdat DNA veel verder teruggaat. Voor de 'kortere' termijn zijn stambomen veel betrouwbaarder, stellen experts.
We erven heel wat zichtbare en minder zichtbare kenmerken van onze ouders, zoals de kleur van huid en ogen, lichaamsbouw en bepaalde karaktertrekjes. Soms erven we ook bepaalde ziektes van hen.
Hoewel het Nederlands grotendeels op het Germaans is terug te voeren zijn er nog wat Keltische woorden in aan te treffen, bijvoorbeeld ambt, ambacht, kar en gijzel-. Ook de namen van metalen zoals ijzer en lood zijn waarschijnlijk op de Kelten – die als smeden beroemd waren – terug te voeren.
In die tijd woonden er een paar stammen in Nederland. Zo had je de Friezen, de Bataven, de Cananefaten, de Tubanten en nog veel meer. Al die stammen van Keltische en Germaanse afkomst hadden geen algemeen leider en in Nederland was het dan ook een zooitje.
Negrito-groepen waren de eerste bewoners die zich vestigden in de prehistorische Filipijnen. Deze werden gevolgd door Austroaziaten, Papoea's en Zuid-Aziaten. Rond 3000 v.Chr. migreerden zeevarende Austronesiërs, die de meerderheid van de huidige bevolking vormen, vanuit Taiwan naar het zuiden.
Het voedsel dat de boeren aten was doorgaans eenzijdig: graan en peulvruchten, samen met melk en eieren. Er werd wel eens vlees gegeten, maar eigenlijk gebeurde dat alleen in de slachtmaand. In die maand werd een aantal dieren geslacht en opgegeten. Wat over was van het vlees (en ook vis) werd gepekeld.
Welke religie de jagers-verzamelaars precies hadden is moeilijk na te gaan, maar over het algemeen wordt aangenomen dat de prehistorische mens geloofde in het bestaan van zielen en geesten, in zowel mensen als in dieren, planten, stenen en natuurverschijnselen. Deze vorm van religie staat ook wel bekend als animisme.
De boer droeg als opknappersgoed een driedelig pak: een zwarte jas, een zwart vest en een klepbroek.Verder een gestreept hemd, zwarte sokken, witte klompen en een platte viltpet. Vroeger waren de meeste mensen niet rijk. Toch droegen ze sieraden, omdat die bij de klederdracht hoorden.