Het stellen van een diagnose Om die reden mag alleen een gekwalificeerd en bevoegd behandelaar de diagnose stellen, zoals een BIG-geregistreerd gz-psycholoog, psychiater of psychotherapeut.
Onder zorgverleners in de geestelijke gezondheidszorg, met name psychiaters en psychologen , is de DSM-5-TR de belangrijkste bron voor het diagnosticeren van psychische gezondheidsproblemen en hersenaandoeningen.
Auteur(s): Dozeman, E. en Beekman, A. GGZ-verpleegkundigen hebben kennis nodig van medisch diagnostische categorieën voor het stellen van verpleegkundige doelen op het gebied van omgaan met gezondheidsproblemen en het functioneren in de context van de ziekte.
Artsen, tandartsen en klinisch technologen mogen deze handeling uitvoeren. Dit mogen zij binnen hun deskundigheidsgebied.
Aanbeveling. De diagnose DCD wordt gesteld door een arts die hiertoe geschoold en competent is (kinderrevalidatiearts, kinderarts, jeugdarts, kinderneuroloog, kinderpsychiater) of door een GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist. De diagnose wordt gesteld met gegevens vanuit een multidisciplinair team.
Het stellen van een diagnose vraagt om kennis, kunde en zorgvuldigheid. Om die reden mag alleen een gekwalificeerd en bevoegd behandelaar de diagnose stellen, zoals een BIG-geregistreerd gz-psycholoog, psychiater of psychotherapeut.
Psychiater, een arts die psychische aandoeningen diagnosticeert en behandelt . Psychotherapeut, zoals een psycholoog of een erkende counselor. Apotheker.
(Wet 10 juli 2016). Dit houdt in dat klinische psychologie een autonoom gezondheidszorgberoep is waarbij het stellen van psychodiagnoses één van de activiteiten is (naast preventie, onderzoek, psychologische behandeling, begeleiding en psychotherapie) die een psycholoog autonoom mag uitvoeren van de wetgever.
Op basis van de anamnese kun je een verpleegkundige diagnose stellen. Dit is de omschrijving van het probleem als conclusie van alle gegevens die je hebt verzameld via observatie en gesprekken.
Het is een vaststaand feit dat psychologen in staat zijn om psychische stoornissen te diagnosticeren . Dit hangt niet zozeer af van het vakgebied waarin ze gespecialiseerd zijn, maar van de competentie van de psycholoog.
DSM-5 stelt wel dat er geen axiaal raamwerk is voor het presenteren van resultaten. DSM-5 eist wel dat de hoofddiagnose als eerste wordt vermeld, en suggereert dat in de meeste gevallen de kwalificerende zinsnede “(hoofddiagnose)” of “(reden voor bezoek)” erna moet worden toegevoegd .
Een veelgehoorde kritiek is dat de DSM-5 puur beschrijvend is en niet gebaseerd is op een theorie over het ontstaan en in stand houden van stoornissen. De classificaties zijn atheore- tisch van opzet. Ze steunen niet op een theorie over het ontstaan, beloop en behandelen van problemen en stoornissen.
DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen. Dit handboek wordt uitgegeven door de American Psychiatric Association.
In 1917 werd de voorloper van DSM uitgebracht: Statistical manual for the use of hospitals for mental disease. Deze is ontwikkeld door de American Medico-Psychological Association (voorloper van APA).
Het verschilt van medische diagnose, die gericht is op het identificeren van ziekten of aandoeningen. In plaats daarvan focust verpleegkundige diagnose op de menselijke reactie op gezondheidssituaties of levensprocessen van elke patiënt op fysiek, psychosociaal en spiritueel niveau.
In veel verpleegkundige opleidingen wordt de PES structuur gebruikt om een verpleegkundige diagnose te maken. De P staat voor probleem en beschrijft waar de cliënt klachten of gezondheidsproblemen heeft. De E staat voor etiologie en beschrijft de oorzaak van het probleem.
Omschrijving. Het inbrengen van blaaskatheters is een veel uitgevoerde handeling in de gezondheidszorg. Dit mag alleen door een arts, verpleegkundige of verzorgende gedaan worden die daarvoor bevoegd en bekwaam is: het katheteriseren van de blaas bij mannen is namelijk een voorbehouden handeling.
Een basispsycholoog mag echter geen diagnose stellen, dat mag alleen gedaan worden door GZ-psychologen, klinisch psychologen, psychotherapeuten en psychiaters. Een basispsycholoog mag onder supervisie behandelingen en onderzoek uitvoeren, maar mag geen diagnoses stellen.
Een huisarts kan geen diagnose van ADHD stellen. Hij of zij kan wel screenen en eventueel doorverwijzen. Meestal wordt het onderzoek naar ADHD geleid door een (kinder)psychiater. Hij of zij coördineert het diagnostisch onderzoek in samenwerking met een multidisciplinair team.
Huisarts. Een huisarts onderzoekt waar je psychische klachten door komen. En kan je soms zelf behandelen. Soms kun je medicijnen krijgen om je beter te voelen.
Zo gaat het psychologisch onderzoek
U krijgt eerst een gesprek bij een psycholoog. Dit duurt 45 minuten. In dit gesprek bespreekt u uw klachten. Als het nodig is, maakt u met uw psycholoog een afspraak voor het psychologisch onderzoek.
De (klinisch) psychologisch consulent biedt kwalitatieve laagdrempelige hulpverlening aan bij psychosociale/psychische problemen en matig ernstige psychopathologie.
In het 'Diagnostic and Statistical manual of Mental disorders' staan criteria voor bijna elke psychische stoornis. Via deze links vind je de criteria voor de DSM 5 stoornissen depressie, angststoornis, verslaving, posttraumatische stressstoornis en persoonlijkheidsstoornis.
Het verschil tussen een GZ-psycholoog en een basispsycholoog
GZ-psychologen mogen cliënten zelfstandig diagnosticeren en behandelen.Basispsychologen mogen geen hoofdbehandelaar zijn. Zij werken namelijk onder een GZ-psycholoog. GZ-psychologen zijn BIG geregistreerd.
Toestemming voor een onderzoek of behandeling
Een arts mag u alleen onderzoeken of behandelen als u daar toestemming voor geeft. Een uitzondering is een noodsituatie waarbij de hulpverlener niet weet wat uw wens is.