Verordeningen maken deel uit van het afgeleid recht van de EU. Ze worden door EU-instellingen aangenomen op grond van de verdragen. Ze moeten voor de uniforme toepassing van EU-wetgeving in de hele EU zorgen. Een verordening kan een wetgevingshandeling, een gedelegeerde handeling of een uitvoeringshandeling zijn.
Aan de Staten wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der provincie overgelaten. Zij maken de verordeningen, die zij voor het provinciaal belang nodig oordelen.
Een verordening heeft een algemene strekking, is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat (artikel 288, tweede alinea, EU-Werkingsverdrag). De algemene strekking ziet op de objectieve en abstracte omschrijving van de in een verordening neergelegde regeling.
Het wordt gegeven door een van de grote EU-instellingen (Commissie, Raad of Parlement) of door het Comité van de Regio's of het Europees Economisch en Sociaal Comité.
Het Europees Parlement kan een wetgevingsvoorstel goedkeuren, verwerpen of amenderen. De Raad is niet wettelijk verplicht om het advies van het Parlement te volgen, maar kan alleen een besluit nemen als dit advies is uitgebracht, hetgeen door het Hof van Justitie in zijn arresten is bekrachtigd.
EU-wetgeving wordt meestal aangenomen via de gewone wetgevingsprocedure, waarbij het Europees Parlement (direct verkozen) en de Raad van de EU (vertegenwoordigers van alle EU-landen) evenveel te zeggen hebben. De Commissie dient een wetgevingsvoorstel in bij het Parlement en de Raad.
Het Europees Parlement vormt, samen met de Raad van de Europese Unie, de wetgevende macht van de EU. Het wordt om de vijf jaar rechtstreeks gekozen door de stemgerechtigden in de EU. De laatste verkiezingen werden in mei 2019 gehouden.
Richtlijnen. EU-richtlijnen moeten, in tegenstelling tot verordeningen, worden omgezet in nationale wetgeving en zijn verbindend enkel ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is (artikel 288 alinea 3 VWEU). Zij hebben geen rechtstreekse werking.
De Verordening (Regulation) is de belangrijkste rechtshandeling die rechtstreeks bindend is. Een Verordening 'geldt' en alle nationale regels die daarmee onverenigbaar zijn, gelden niet. De nationale wet speelt zelfs geen rol meer.
Het verschil tussen een verordening, richtlijn en besluit is dat een verordening en richtlijn van algemene strekking en een besluit kan ook gericht zijn tot 1 persoon/groep.
Een gemeentelijke verordening is een op gemeentelijk niveau vastgesteld algemeen verbindend voorschrift. Het is een wetgevende regeling op gemeentelijk niveau.
Een verordening is een overheidsbesluit van algemene strekking. Enkele soorten verordeningen: Europese verordening, een wetgevend instrument van de Europese Unie. Verordening (België), door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgevaardigde wetgevende akte.
Het standaardvoorbeeld is de bevoegdheid van burgemeesters en gezaghebbers tot het uitvaardigen van noodverordeningen (art. 176 Gemeentewet respectievelijk art. 179 WolBES). Hier vloeit uit de aard der zaak een noodzaak voort verordeningen op basis van eenhoofdig gezag en snel uit te vaardigen.
In de Algemene Plaatselijke Verordening, oftewel APV, staat de regelgeving die in je gemeente geldt. De APV gaat altijd in op regelgeving rondom openbare orde en veiligheid. Denk bijvoorbeeld aan plekken waar het toegestaan is om alcohol te drinken en waar het toegestaan is om met een groepje op straat te hangen.
De gemeenteraad stelt de APV vast en belast de burgemeester daarin met een deel van de uitvoering. APV-bepalingen ter handhaving van de openbare orde zijn voorschriften die voor iedereen gelden en betrekking hebben op verschillende situaties.
Een verordening is eigenlijk niets anders dan lokale wetgeving. In de gemeente Landsmeer zijn er momenteel ongeveer tachtig verordeningen van kracht. Een verordening kan betrekking hebben op alle terreinen van gemeentelijk beleid, zoals openbare orde, ruimtelijke ordening, financiën.
Omdat een verordening dus niet door de lidstaten hoeft te worden uitgewerkt, moet een verordening in alle lidstaten van de EU op een zelfde manier worden ingevoerd en overal tot een gelijk resultaat leiden. Lidstaten zijn verplicht om verordeningen uit te voeren.
Het principe van rechtstreekse werking heeft tevens betrekking op regelgeving uit secundair recht, ofwel regelgeving die is aangenomen door de EU-instellingen, zoals verordeningen, richtlijnen en besluiten, die zijn afgeleid van de in de verdragen uiteengezette principes en doelstellingen.
De Grondwet treedt op 1 november 2006 in werking als alle lidstaten haar hebben geratificeerd. Als dat op die datum niet is gebeurd, treedt de Grondwet enige tijd na de laatste ratificatie in werking ("de eerste dag van de tweede maand").
Het VEU is, naast het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), een van de belangrijkste verdragen van de EU. Het is de grondslag van EU-recht door het doel, de governance en de centrale instellingen van de EU vast te leggen.
Het EVRM dat in 1950 door de Raad van Europa is ondertekend, is een internationaal verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in Europa. Alle 47 landen die de Raad van Europa vormen zijn partij bij het verdrag, hiervan zijn er 27 lid van de EU.
President van de Europese Unie of President van Europa is geen bestaande functie. De term wordt gebruikt om te verwijzen naar de voorzittende functies binnen verschillende Europese instellingen, voornamelijk de voorzitter van de Europese Raad.
Vanaf 1 juli 2023 bedraagt dat budget 28 696 euro per maand. Alle leden van het Europees Parlement hebben recht op hetzelfde bedrag. Dit bedrag wordt niet aan de Parlementsleden zelf betaald.
In de context van de Europese Unie verwijst intergouvernementeel naar de methode van besluitvorming. Besluiten over de bevoegdheden van de Europese Unie en hoe er per (deel)terrein besluiten worden genomen in de EU worden altijd intergouvernementeel genomen.