Leeftijd is de belangrijkste risicofactor voor dementie. Hoe ouder, hoe groter de kans op dementie. Minder dan 1 procent van de mensen tussen de 60 en 65 heeft dementie. Meer dan 40 procent van de mensen boven de 90 jaar heeft dementie.
Veralgemeende risicofactoren voor dementie zijn: leeftijd, rookgedrag/eetgewoonten, wonen in de nabijheid van een drukke snelweg/luchtvervuiling/toxines, graad van opleiding, sociale interacties, overgewicht, hoge bloeddruk, depressie, suikerziekte en het apolipoproteïne E epsilon 3 of 4 allel.
Moeite met het opnemen en verwerken van nieuwe informatie. Wisselingen in stemming of juist onverschilligheid. Overzicht verliezen in drukke situaties zoals op het werk (bij complexe situaties) of in het huishouden. Gedragsveranderingen zoals minder remmingen en/of initiatiefverlies (apathie).
Dementie op jonge leeftijd begint meestal tussen de 40 en 65 jaar. Bij het woord dementie denk je vaak meteen aan geheugenproblemen, maar op jonge leeftijd uit dementie zich vooral in veranderingen in het gedrag meer.
Diabetes en hart- en vaatziekten zijn risicofactoren voor dementie. Daarnaast lijken vezels ook nog bij te dragen aan het verminderen van ontstekingen in het lichaam. En ontstekingen spelen weer vaak een rol bij dementie.
Stress en dementie
Stress verhoogt de productie van stresshormonen, beschadigt de hippocampus, beïnvloedt leer- en geheugenprocessen en verlaagt de afweer. Al deze factoren zijn al eens in verband gebracht met dementie. Stresshormonen kunnen nog jaren na traumatische ervaringen in het bloed worden gevonden.
Symptomen van dementie herkennen. De eerste verschijnselen van dementie verschillen per persoon en per ziekte. Het valt op dat iemand terugkerende geheugenklachten, gedragsproblemen en veranderingen in karakter heeft. Iemand heeft bijvoorbeeld moeite om te onthouden welke dag het is, of wordt sneller boos.
Dementie is in de meeste gevallen niet erfelijk. De ziekte komt wel vaak voor. Maar liefst een op de vijf mensen krijgt dementie. Hoe ouder iemand wordt, hoe groter de kans is dat hij dementie krijgt.
De kans om dementie te krijgen is voor iemand van tussen de 65 en 69 jaar heel klein. Dat overkomt ieder jaar maar 2 van de 1000 mensen (0,2%). Bij mensen van 90 jaar en ouder is die kans veel groter. In deze groep krijgen ongeveer 50 mensen per jaar dementie (5%).
B-vitamines en Alzheimer
Uit onderzoek van de Universiteit van Oxford blijkt dat B-vitamines de kans op Alzheimer verkleinen. De deelnemers aan de studie kregen een supplement met vitamine B6, vitamine B11 en vitamine B12. Op hersenscans was te zien dat de afbraak van hersencellen kan worden vertraagd.
Een deel van de studies vindt dat mensen die een mediterraan dieet volgen, minder vaak dementie ontwikkelen. Ook lijkt het dat het dieet betere mentale vermogens (cognitie) geeft. Het mediterraan dieet bevat veel groentes, fruit, volkoren producten, peulvruchten en onverzadigde vetten (noten of olijfolie).
Dat is niet waar, maar er zijn wel enkele verschillen tussen India en Nederland. Zo komt dementie voornamelijk op oudere leeftijd voor en in India zijn relatief weinig ouderen (In 2012 was zo'n 6% van de Indiase bevolking ouder dan 65 jaar. In Nederland was dat 16%).
DEMENTIE- OORZAKEN
De belangrijkste is de ziekte van Alzheimer, die verantwoordelijk is voor 50-60% van alle gevallen van dementie. Bij de ziekte van Alzheimer gaan hersencellen te gronde, de oorzaak hiervan is nog niet goed bekend.
Indeling fases van dementie
Een andere veel gebruikte indeling is de omschrijving van de vier fases van ik-beleving bij dementie; de bedreigde ik of cognitieve fase; de verdwaalde ik of emotionele fase; de verborgen ik of psychomotore fase; de verzonken ik of zintuiglijke ervaring.
Vergeetachtigheid, geheugenverlies en dementie zijn niet hetzelfde. Vergeetachtigheid is een onschuldig verschijnsel waarbij iemand zich tijdelijk iets niet kan herinneren. Bij geheugenverlies zijn er herinneringen en informatie echt uit het geheugen verdwenen.
Nachtrust mensen met dementie verbeteren
Ze functioneren minder goed en het kan zorgen voor eiwitopstapeling en daardoor verdere achteruitgang. Mensen met dementie worden overdag vaak minder actief en vallen dan soms zelfs in slaap. Door die 'middagdutjes' zijn ze 's avonds niet moe genoeg om goed te kunnen slapen.
Bij vasculaire dementie kan het verloop geleidelijk of juist plotseling gaan. Personen met vasculaire dementie kunnen plotseling achteruitgaan door een beroerte of een reeks kleine beroertes (TIA's). Zolang er zich geen nieuwe beroertes voordoen, kan iemand daarna weer een tijd stabiel blijven.
Met name vitamine B3 (niacine) en B11 (foliumzuur) zijn essentieel om hersenmist en vergeetachtigheid tegen te gaan.
Als iemand vergeetachtig wordt, betekent dit niet meteen dat het om alzheimer of een andere vorm van dementie gaat. Vaak gaat het om normale (ouderdoms-)vergeetachtigheid. Het kan ook een lichamelijke of psychologische oorzaak hebben.
De bloedtest toont een eiwit aan dat exclusief voorkomt bij de ziekte van Alzheimer. De test kan dus niet uitsluiten dat iemand aan een andere vorm van dementie lijdt. Daarom zijn er verschillende testen nodig om te kijken of iemand dementie heeft, en zo ja, welke vorm van dementie hij heeft.
Noten: ze zijn een bron van vitamine E, een antioxidant. Antioxidanten zijn stoffen die de beschadiging van (hersen)cellen tegengaan. Fruit: blauwe bessen, rode bessen, frambozen, … Deze gezonde snoepjes zijn niet alleen lekker, zomers fruit bevat ook antioxidanten.
Aan peulvruchten en noten wordt zout toegevoegd; dit zorgt ervoor dat we tegenwoordig veel meer natrium dan kalium eten. Dit is slecht voor de bloeddruk en kan leiden tot beroertes (en dus ook weer de hersenen schade toebrengt).
Gezond eten voor je geheugen betekent: veel broccoli en groene bladgroenten, zoals spinazie en andijvie. Je geheugen gedijt er prima bij. Voedingsmiddelen vol foliumzuur zijn ook prima voor je geheugen, denk aan erwten en linzen. En vis is belangrijk, vanwege de omega-3-vetzuren.