De eerste resten van een dinosauriër zijn voor zover bekend gevonden door May Ann Mantell uit Engeland. Ze deed de ontdekking in 1822 in het zuiden van Engeland. Ze vond een stuk van een dijbeen en een paar tanden. Deze vondst bracht ze naar Richard Owen, een professor bij de universiteit van Oxford.
Fossiele bacteriën bewijzen dat het leven 3,8 miljard jaar geleden al bestond. Een internationaal team van wetenschappers heeft in het noorden van Quebec, Canada, resten gevonden van bacteriën. Deze resten zijn ten minste 3,8 miljard jaar oud en zijn daarmee de oudste fossielen die ooit gevonden zijn op aarde.
Fossielen zijn meestal héél oud. De jongste fossielen (zoals bijvoorbeeld uit de ijstijd) zijn al gauw 10.000 jaar oud. Sommige hele oude fossielen zijn wel 550 miljoen jaar oud. Dat is 550.000.000 jaar!
Wanneer een organisme sterft en begraven wordt door sedimenten, bestaat er een kans dat het bewaard kan blijven als fossiel. In veruit de meeste gevallen gebeurt dit niet, en vallen de resten ten prooi aan natuurlijke opruimers (zoals aaseters) en rottingsprocessen.
Een fossiel zit altijd in gesteente of in laagjes afgesleten materiaal (grind, klei, zand) wat, door de jaren heen, tegen elkaar gedrukt is (sediment)("Sediment", z.j.) Het woord fossiel komt van het Latijnse woord fossilis wat letterlijk "verkregen door graven" betekent ("Fossil", z.j.).
Van dier of plant tot fossiel
Er zijn twee soorten fossielen: 1. Afdrukken van dieren of planten in steen, zoals pootafdrukken of de afdruk van een blad.
De meeste fossielen zijn versteend en vaak miljoenen jaren oud. Fossielen zijn te vinden op plekken waar vroeger een zee of een meer is geweest. Als het zeeniveau gedaald is, komen de oude lagen met gesteenten boven water. In Zuid-Limburg bijvoorbeeld worden fossielen van zee-egels en Maashagedissen gevonden.
Iemand die de fossielen bestudeerd, wordt een paleontoloog genoemd. Een paleontoloog onderzoekt hoe oud een fossiel is, wat het at en hoe het het er vroeger uit zag. Ze onderzoeken dus het verleden van het fossiel, waardoor we tegenwoordig veel weten over dieren en planten van heel lang geleden.
Botten en fossielen. Als je een bot of fossiel gevonden hebt en je wilt weten wat het is, kan je het beste met het bot naar Ecomare gaan. Als dat niet kan, maak dan foto's van het bot aan alle kanten, met een liniaal erbij voor de maat.
Fossielen zijn alle resten en sporen van planten en dieren die geconserveerd zijn in gesteente. Hoewel dat vaak wordt gedacht, hoeven fossielen niet 'versteend' te zijn. Zeer veel fossielen zijn inderdaad niet versteend. Zelfs uit zeer oude gesteenten zijn fossiele resten bekend die nauwelijks veranderd zijn.
De tot oktober 2010 oudst bekende fossielen van landplanten Cooksonia (gevonden in Ierland en Schotland) zijn gedateerd op ongeveer 425 miljoen jaar (Midden Siluur tot het Vroeg-Devoon) het waren kleine planten die op zeewier leken; het waren sporenplanten.
Het tot nu toe oudste wiel ter wereld zou zijn gevonden in Slovenië, in een moerasgebied ten zuiden van Ljubljana. Archeologen omschrijven het voorwerp als een essenhouten wiel dat ze dateren tussen 3500 en 3250 v. Chr.
Waarschijnlijk leefde de Nyasasaurus Parringtoni zo'n 245 miljoen jaar geleden. Het schepsel was ongeveer zo groot als een labrador en de resten werden gevonden in de jaren dertig door wetenschapper Rex Parrington, bij het meer Nyasa in het huidige Afrikaanse land Malawi.
In Cadzand in Zeeland worden regelmatig tanden van megalodons gevonden. Uit de Westerschelde brengen vissers regelmatig megalodontanden in hun netten naar boven. Andere belangrijke vindplaatsen zijn Brunssum in Zuid-Limburg en het Twentekanaal in de Achterhoek.
Wat de initiële hoeveelheid van de Sr is kan afgeleid worden uit andere gegevens van de steen. De hoeveelheid ingroei kan je dus vervolgens berekenen. Aan de hand van de verhouding tussen 87Rb/87Sr en de verhouding tussen 87Sr/86Sr kan men de ouderdom van het gesteente bepalen.
Cadzand. In Cadzand zijn grote haaientanden gevonden, zoals van Megaselachus megalodon. De kust voor het Zeeuws-Vlaamse plaatsje Cadzand staat bekend als het rijkste haaientandenstrand van Nederland. Niet verwonderlijk, als je bedenkt dat Zeeland in een ver verleden een warme zee was waarin deze dieren rondzwommen.
Fossielen zijn meestal diep onder de grond verstopt en komen pas naar boven als de bovengrond verdwijnt. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het wegzuigen van zand of bij opgravingen. Fossielen vinden in Nederland is het makkelijkst aan het strand.
Ammonieten zijn misschien wel de meest bekende fossielen op aarde. Deze dieren leefden in de oceanen tussen 240 - 65 miljoen jaar geleden. Ze stierven zo'n 65 miljoen jaar geleden uit, rond dezelfde tijd als de dinosaurussen, en hebben een waardevolle schat achter gelaten.
Een goede manier om te weten waar het geschikt soort gesteente aan te treffen is, is het consulteren van geologische kaarten. In de onderdelen Stratigrafie en Sedimenten kan je meer lezen. Daarnaast moet je natuurlijk in staat zijn een fossiel te herkennen in het veld.
1) opslag: de fossielen moeten bewaard worden in een droge omgeving, liefst afgesloten en van elkaar gescheiden (vb. in micromount doosjes). Een regelmatige controle op tekenen van pyrietbloei is nodig.
Soorten fossielen
Fossielen vinden we in afzettingsgesteenten. Het kunnen resten van een organisme zelf zijn, zoals botten, of een afdruk, zoals fossiele bladeren. Ook sporen als pootafdrukken en graafgangen worden tot de fossielen gerekend.
Zo'n 66 miljoen jaar geleden kwam een meteoriet op de aarde terecht. Dat gebeurde met zoveel kracht dat er jarenlang een donkere stof om de aarde heen hing. Het zonlicht kon daardoor de aarde niet meer bereiken. Planten gingen dood, daarna dieren en tot slot ook alle dino's.
Paleontologen houden zich bezig met opgravingen. Als ze fossielen vinden dan graven zij deze voorzichtig uit met speciale gereedschappen. Ze gebruiken pikhouwelen, hammers, schoppen en borstels. Ze moeten tijdens hun werk erg goed opletten dat zij de fossielen niet beschadigen.