Gedrag bestaat uit waarneembare handelingen. Een handeling kan vanalles zijn; stofzuigen, pannenkoeken bakken, fietsen, slapen, je neus ophalen, vechten, noem maar op. Deze handelingen vallen onder uiterlijk waarneembaar gedrag.
Gedrag is het geheel van acties en reacties van een organisme, gewoonlijk met betrekking tot de natuurlijke omgeving en de sociale omgeving. De psychologie maakt verder onderscheid tussen uitwendig, voor derden waarneembaar gedrag, en inwendig, innerlijk gedrag zoals denken en voelen.
Gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen. Groepen van samenhangende handelingen. Gedrag is georganiseerd in gedragssystemen. De handelingen in een gedragssysteem hebben meestal een gemeenschappelijk doel en volgen elkaar vaak op in een vaste volgorde .
Gedrag ontstaat omdat we dat zelf willen, of omdat de buitenomgeving iets van ons verlangd. Dit moment noemen we de aanzet tot gedrag. De aanzet tot gedrag is heel divers en heeft te maken met drijfveren die je hebt of bijvoorbeeld jouw omgeving. Een aantal voorbeelden over de aanzet tot gedrag.
Sociale omgeving
De mensen om ons heen beïnvloeden ons gedrag: familie, vrienden en collega's, maar ook mensen die we als autoriteit zien. Twee normen spelen hierbij een rol: Injunctieve norm: de perceptie van wat voor ons belangrijke men- sen gewenst gedrag vínden.
Een gedragsprobleem kan komen door een gedragsstoornis, maar kan ook een combinatie zijn met een ander probleem, zoals ADHD, autisme of een hechtingsprobleem. Ook kan een gedragsprobleem vaak niet aan een diagnose worden gekoppeld. Een kind heeft boze buien, moeite met luisteren, zit niet lekker in zijn vel.
Het gedrag dat erfelijk is bepaald. Erfelijke gedragingen hoeven niet door ouders of soortgenoten te worden aangeleerd. Erfelijke gedragingen worden via het DNA uit de eicel en de zaadcel overgedragen op het nageslacht.
Ben je sociaal? Dan heb je oog voor jouw medemens, je bent begaan met de ander en medemenselijkheid is iets wat bij je past. Wie sociaal is begrijpt en voelt aan hoe mensen met elkaar zouden moeten omgaan. Een sociaal mens houdt rekening met anderen, heeft respect voor de medemens en kan zich inleven in anderen.
Een gedragssysteem is een verzameling van een aantal handelingen die bij elkaar horen en die hetzelfde doel hebben. De handelingen in een gedragssysteem worden gedragselementen genoemd.
Veel van ons gedrag als mens is echter onbewust. Zelfs als we denken dat we bewust kiezen hoe we ons gedragen, dan nog wordt een groot gedeelte van dit gedrag bepaalt door ons onderbewuste deel. Je kunt het onderbewuste deel nog het beste vergelijken met een ijsberg.
Moeilijk verstaanbaar gedrag (MVG) is gedrag dat we niet meteen begrijpen. Het gedrag is bijvoorbeeld onverwacht of past in jouw ogen niet in de context. Soms kunnen mensen agressief zijn naar anderen of naar zichzelf.
Iedereen kijkt anders, heeft een 'ander venster op de wereld'. Vaak kan je een patroon herkennen, hoe je naar jezelf kijkt en naar anderen. Er zijn drie gedragspatronen de vaak leiden tot de Ongeluksroute: de moralist, de calimero en de criticaster.
Gedrag is de zwakke schakel bij veranderingen. Een eerste belangrijke belemmering: in ons brein werken twee soorten processen tegen elkaar in. Enerzijds maken we bewuste plannen. Maar anderzijds is ons brein primair ingericht op de volautomatische herhaling van gedrag dat “werkt” en weinig moeite kost: gewoontegedrag.
= De mate waarin men vindt dat het gewenste gedrag past binnen de eigen identiteit en binnen de typische gedragingen en kenmerken die horen bij een of meerdere (sociale) rollen die men bekleedt.
Een misantroop kan humaan en sociaal gedrag vertonen en is dus niet per definitie antisociaal of het tegengestelde van een humanist. Het woord misantropie komt van het Griekse misos ("haat") en anthropos ("mens"). Een synoniem voor misantropie is mensenhaat en een antoniem is filantropie.
's Nachts keihard muziek draaien, iemand uitschelden... Sommig gedrag is natuurlijk ronduit asociaal. Maar ja, dan die grijze gebieden. Een ongepaste vraag stellen, net even vergeten je richtingaanwijzer aan te zetten of voor één keer dat telefoontje aannemen aan tafel.
sociaal (bn) : sociabel.
Genen kunnen dominant of recessief zijn, dat wil zeggen dat ze al dan niet overheersen. Het gen wat overheersend is bepaald of bij het kind de eigenschap van dit gen ook zichtbaar is. Zo overheerst het gen voor bruine ogen over het gen voor blauwe ogen.
Uit onderzoek is gebleken dat de helft van ons karakter genetisch bepaald is (en dus wordt overgedragen door onze ouders), terwijl we de andere helft ontwikkelen terwijl we opgroeien. Als het om een jonge baby gaat, speelt erfelijkheid een belangrijkere rol.
Mensen die erg negatief zijn, zijn overgevoelig voor kritiek. Ze kunnen het dus niet hebben als jij iets op hun aan te merken hebt, ook al is het niet eens echt kritiek, maar alleen een andere mening. Ook betrekken ze alles op zichzelf, dus voelen ze zich veel sneller aangevallen dan andere.
Emotionele stoornissen kunnen gepaard gaan met lichamelijke klachten, verhoogde prikkelbaarheid, eetproblemen, slaapproblemen, concentratietekort, verminderd zelfvertrouwen, motivatieverlies en slechte schoolprestaties. Emotionele stoornissen hebben een grote impact op het functioneren van de kinderen en hun omgeving.
Meest voorkomende gedragsstoornissen:
ADHD. ODD/oppositioneel opstandige gedragsstoornis. CD / antisociale gedragsstoornis. Agressie en woede uitbarstingen.