Dit kan en doet je kind: 2 – 3 jaar
Je peuter snapt door jouw lichaamstaal hoe jouw humeur is. Hij kan zich steeds beter inleven in de gevoelstoestand van anderen. Je peuter herkent kleuren en vormen en kan die ook sorteren.
Ze kunnen goed lopen, huppelen, zelfstandig traplopen of zelfs op één been staan. Ook kunnen ze tegen een bal schoppen, ermee gooien en meestal al een stuiterende bal opvangen. Ook de fijne motoriek gaat vooruit: kleuters kunnen cirkels en vierkanten tekenen en enkele blokletters schrijven.
Je kind van 4 jaar:
herkent groepjes van twee en drie zonder te tellen. kan een cirkel, driehoek, vierkant en rechthoek benoemen. herkent de kleuren rood, geel, blauw en groen.
Omdat kleuters vooral leren door te doen, is er concreet materiaal in de klas aanwezig. Denk hierbij aan puzzels, kapla, kralen en houten cijfers en letters. Zo leren kleuters bijvoorbeeld de telrij tot twintig kennen door blokjes op een rij te leggen. Op die manier kunnen zij letterlijk zien en voelen wat twintig is.
Een kind van 4 jaar kan goed zijn evenwicht bewaren en kan hinkelen. Hij kan een kleine bal vangen en hij begint te oefenen met activiteiten als fietsen (zonder zijwieltjes) en rolschaatsen. Hij vindt het erg leuk om te rennen, te springen en te klimmen.
Je kind van 4 jaar kan:
besef hebben van de begrippen meer – minder, veel – weinig, erbij – eraf, groter – kleiner, dikste – dunste, voor – naast –op. groepjes herkennen van 2 en 3 zonder te tellen. de vormen cirkel, vierkant, driehoek, rechthoek benoemen.
Vanaf groep 4 krijgt je kind 'begrijpend lezen' en gaat het zelf stukjes schrijven. Verder worden de woordenschat, de zinsbouw en de spelling steeds beter. Je kind kan steeds beter vertellen of opschrijven wat het denkt, bedoelt of meemaakt.
In het schema ontwikkelingsaspecten en om- gevingsinteractie worden de volgende ontwik- kelingsgebieden onderscheiden: lichamelijke ontwikkeling, motorische ontwikkeling, cogni- tieve ontwikkeling, seksuele ontwikkeling, per- soonlijke ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling.
De belangrijkste ontwikkelingsgebieden zijn de lichamelijke-, motorische-, cognitieve-, sociale-, emotionele– en de spraak- en taalontwikkeling. Lees alles over de groei en ontwikkeling kleuter en schoolkind.
Ontwikkeling van het kind:
Tekenen (krassen), leren traplopen, rennen, leren aankleden. Drie woord–zinnen, begrijpt aanwijzingen. Zindelijk worden. Peuterpuberteit, driftbuien en wisselend temperament.
Je kleuter kan kleine taken in het huishouden uitvoeren om jou te helpen: de tafel afruimen, zichzelf aan- en uitkleden en de was in de wasmand stoppen. Ook is het goed om hem te leren zelf zijn speelgoed op te ruimen voordat hij weer aan iets nieuws begint.
Een vierjarige moet een koppoter – een lopend hoofd – kunnen tekenen, maar nog geen lijf. Een vijfjarige moet een vierkant kunnen tekenen en een mens met een hoofd met ogen en mond. Hij moet ook een lijf en – niet complete – ledematen kunnen tekenen.
Hij kan het verschil van een volle en lege blaas leren voelen en leren zijn blaas op commando te ontspannen als hij gaat plassen. Je kunt je kind nu lekker zijn gang laten gaan, zeker in de speeltuin. Hij kan zelf op de glijbaan, hij wil zelf klimmen. Het is goed voor zijn spierontwikkeling, motoriek en zelfvertrouwen.
Hij kan ook zelf woorden stempelen. Ook schrijven, maar stempelen is makkelijker.
Kinderen uit groep drie, vier en vijf die net hebben leren lezen zijn experts in het herkennen van rijm. Ze hebben veel sneller door dat woorden niet rijmen die veel op elkaar lijken, bijvoorbeeld mes en mus, dan jongere kinderen en dan volwassenen.
Lezen begint met letters en klanken. In groep 1 en 2 oefenen kinderen heel veel met luisteren en het onderscheiden van klanken en wordt een begin gemaakt met het koppelen van klanken aan die letters. Bij het 'echte' leren lezen in groep 3, is die vertrouwdheid met klanken en letters heel belangrijk.
Met cognitieve ontwikkeling bedoelen we dat je peuter zich ontwikkelt in het denkvermogen. Dus begrijpen, onthouden, redeneren en denken. We noemen dit ook wel de ontwikkeling van de intellectuele vaardigheden. Als je kind wordt geboren heeft hij van nature al een aangeboren drang om te willen leren.
De cognitieve ontwikkeling is een breed begrip. Het leren, onthouden, het oplossen van problemen en intelligentie vallen allemaal onder cognitieve ontwikkeling.
De grove motoriek zijn de grote lichamelijke bewegingen. Bijvoorbeeld: rollen, kruipen, lopen, dansen, balanceren, springen etc. De fijne motoriek zijn de kleinere bewegingen en de handmotoriek. Bijvoorbeeld: spreken, het bewegen van de ogen, het bewegen van de vingers, schrijven etc.
Een kind van 4 jaar kan goed zijn evenwicht bewaren en kan hinkelen. Hij kan een kleine bal vangen en hij begint te oefenen met activiteiten als fietsen (zonder zijwieltjes) en rolschaatsen. Hij vindt het erg leuk om te rennen, te springen en te klimmen.
Jouw kind kan nu zijn lichaam draaien als hij een bal gooit. Hij kan nu ook een stap maken van ongeveer 48 centimeter waarbij hij zijn voet afwikkelt van de hak naar de teen. Ondertussen bewegen zijn armen precies de andere kant uit.
In groep 4 leert een kind steeds beter technisch en begrijpend lezen en spellen. Daarnaast leert het de tafels (vermenigvuldigen). De kernvakken in groep 4 zijn: lezen, schrijven, spellen en rekenen. Vakken gericht op de brede ontwikkeling zijn biologie, aardrijkskunde, geschiedenis, techniek, beeldende vorming en gym.
Overdag (en meestal ook 's nachts) zindelijk. Open staan voor instructie. Stelt vaak 'waarom' vragen. Eenvoudige tekeningen maken, o.a. koppoters.