In de Nederlandse taal zijn er drie lidwoorden: 'De', 'het' en 'een'. 'De' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden en 'een' is het onbepaald lidwoord.
In veel Nederlandse zinnen komen de woorden 'de', 'het' en/of 'een' voor. Deze woorden staan ook wel bekend als lidwoorden. Ondanks dat deze woordsoort maar uit drie woorden bestaat, wordt er veel aandacht aan besteed op de basisschool.
Het Nederlands heeft drie lidwoorden: de, het en een. De en het zijn de bepaalde lidwoorden. Een is het onbepaald lidwoord. Lidwoorden staan voor een zelfstandig naamwoord, zoals vrouw, bus, uur.
In de Nederlandse taal gebruiken wij de vierde.
De, het, een zijn lidwoorden in het Nederlands. De Franse lidwoorden die je misschien al kent zijn le/la/l'/un/une.
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een is het onbepaald lidwoord: het duidt iets aan wat nog niet nader bekend is op het ogenblik dat er het eerst over wordt gesproken.
De partitief is een zeldzame naamval met als hoofdbetekenis "gedeeltelijk", "zonder resultaat" of "zonder specifieke identiteit". Deze naamval komt alleen voor in Fins-Oegrische talen, vooral in het Fins en Estisch en in enkele kleine Samische talen (Inari-Samisch en Skolt-Samisch).
Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
In de Nederlandse taal gebruiken wij het ontwerp.
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een lidwoord (of: artikel) staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit: de en het zijn bepaalde lidwoorden (of: lidwoorden van bepaaldheid); een is het onbepaald lidwoord (of: lidwoord van onbepaaldheid).
Lidwoorden: de of het
De Nederlandse taal kent 3 lidwoorden: de, het en een. 'De' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden. 'Een' is een onbepaald lidwoord.
De bekendste voorzetsels zijn: aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Zowel de eigendom als het eigendom is mogelijk. Er is wel een betekenisverschil. De eigendom is de (abstracte) omstandigheid dat je ergens eigenaar van bent. Het eigendom is concreter: dat is datgene wat je bezit zélf.
Het zelfstandig naamwoord mens is een de-woord én een het-woord. Zowel de mens als het mens is dus goed. Het mens verwijst vaak naar 'een (onaardige) vrouw'. De mens heeft betrekking op de mens als 'soort', de mens in het algemeen.
Het Latijn heeft geen lidwoorden.
Onbepaald: een, geen
de en het ('t) zijn bepaalde lidwoorden, een ('n) en geen noemen we onbepaald.
De aanwijzende voornaamwoorden dit en dat verwijzen naar enkelvoudige het-woorden (dit boek, dat boek). Als ze contrasterend worden gebruikt, wijst dit een persoon of zaak aan die dichtbij is, terwijl dat een persoon of zaak aanwijst die verderaf is. Dit kastje verven we wit, dat bankje verven we blauw.
Zo zijn koning en trap mannelijke woorden, prinses en informatie vrouwelijke woorden en geluk en kind onzijdige woorden. Commentaar kan zowel mannelijk als onzijdig zijn; fles zowel mannelijk als vrouwelijk.
Toelichting. Het betrekkelijk voornaamwoord die verwijst naar de-woorden; dat naar het-woorden, ongeacht het biologisch geslacht. Naar het-woorden die personen aanduiden (meisje, mannetje, vrouwtje, ventje, neefje, nichtje, familielid, Tweede Kamerlid enzovoort), wordt met dat verwezen.
Factuur is een vrouwelijk de-woord.
Een bijvoeglijk naamwoord bij factuur krijgt altijd een buigings-e: de onbetaalde factuur, een onbetaalde factuur, onbetaalde factuur. Stuur de factuur maar naar mijn huisbaas. Ik viel achterover toen ik het bedrag op die factuur zag!
Aan de ene kant kun je het 'predicatief' gebruiken. Dat houdt in dat het zelfstandig naamwoord waar iets over wordt gezegd niet direct achter het bijvoeglijk naamwoord staat. In dat geval gebruik je geen -e. Zeg je Dat is het mooiste boek, dan hebben we het over 'attributief' en voeg je altijd een -e toe.
'Des' is het meervoud van 'un' of 'une' en 'les' is het meervoud van 'de' of 'het'. 'Des' kan ook een samentrekking zijn van 'de + les' en kan voor een land komen als er 'van / uit' het land bedoeld wordt.
De partitieve lidwoorden in het Frans, du voor mannelijke enkelvoudige zelfstandige naamwoorden, de la voor vrouwelijke enkelvoudige zelfstandige naamwoorden , de l' voor enkelvoudige zelfstandige naamwoorden die beginnen met een klinker of een "h" (ongeacht het geslacht), en des voor meervoudige zelfstandige naamwoorden, worden gebruikt wanneer de exacte hoeveelheid niet is gespecificeerd of wanneer je het hebt over een deel van iets in het algemeen ...
Zelfstandig naamwoord
▸ De partitief geeft aan dat een woord onderdeel is van een groter geheel of wordt uitgedrukt in een maateenheid.