De Toonsoort As: In de toonsoort van As hebben we 4 mollen, dit zijn de Bes, Es, As en Des. Dat betekent dat de tonen B, E, A en D verlaagt wordt naar een Bes, Es As en Des. Dus staat er vooraan bij de muzieksleutel 4 mollen, dan weet je vanaf nu dat het muziekstuk in de toonsoort As is geschreven.
We gaan nu in een paar stappen even zoeken naar een toonladder, bijvoorbeeld de majeur- toonladder met vier kruizen. Toonladder: E, Fis, Gis, A, B, Cis, Dis, E.
De toonladder van Es majeur heeft 3 mollen, de Bes, de Es en de As. zowel de rechterhand als de linkerhand en met de juiste vingerzetting erbij.
De voortekening telt drie mollen: Bes, Es en As. Het is de parallelle toonaard van Es-majeur. Er bestaan drie mogelijke varianten van c-mineur: Natuurlijke mineurtoonladder: C - D - E♭ - F - G - A♭ - B♭ - C.
Die zou worden Ges As Bes B Des Es F (Ges). Maar C mag niet ontbreken en B mag niet dubbel gebruikt worden. Het is de 6e kwintverschuiving omlaag, dus er moeten 6 mollen in voorkomen. Van de B maakt men daarom een Ces.
Elke eerste letter van het woord vormt de toonsoort. De G heeft 1 kruis tot en met de Fis die er 6 heeft. Het aantal mollen kun je met een zelfde soort ezelbruggetje onthouden. De F heeft 1 mol en de Ges heeft er 6.
Dit moet je uit het hoofd WETEN: In Do Groot en la klein zijn er geen kruisen of mollen. In Fa Groot en re klein staat er 1 mol (si mol) aan de sleutel.
Een majeur en mineur toonladder
Er zijn twee verschillende toonladders die veel gebruikt worden, namelijk de majeur en de mineur toonladder. Beide toonladders bestaan uit zeven verschillende noten. De achtste noot is weer exact hetzelfde als de eerste.
Een mol (in het Engels: flat) wordt in de muziek genoteerd als ♭ en doet het tegenovergestelde van een kruis: hij verlaagt een stamtoon met een halve toon. Dit is gemakkelijk te onthouden, want een mol is een dier dat onder de grond kruipt! Wanneer je een ♭ ziet staan, speel je dus een halve toon lager dan genoteerd.
Toonsoort bepalen
Als je de toonsoort van een muziekstuk omschrijft, doe je dit met de eerste toon, ofwel de grondtoon van de toonladder. Dit kan in principe iedere toon zijn. Daarnaast geef je aan of de muziek in majeur of mineur is, zodat je ook de volgorde van de toonladder weet.
Het verschil tussen majeur en mineur verwijst naar de afstand tussen de eerste en derde toon van de toonladder. In majeur is dit verschil groot (4 halve tonen) en in mineur klein (3 halve tonen). Mineur klinkt meestal droeviger dan majeur.
Als je goed kijkt zie je dat de eerste van de kruisen, hetzelfde is als de laatste van de mollen en omgekeerd. Als er vooraan de notenbalk 1 kruis staat is dit altijd voor de F die een Fis wordt. Het kan nooit voor de C of de G zijn. Zo ook bij de mollen, 1 mol is altijd voor de B die een Bes wordt.
Een harmonische mineurladder heeft de volgorde: Grondtoon, hele toon (grote secunde), halve toon (kleine terts), hele toon (kwart), hele toon (kwint), halve toon (kleine sext), anderhalve toon (grote septiem), halve toon (octaaf).
Toonladder majeur versus mineur
De bijbehorende toonladder in mineur wordt gestart vanaf de zesde toon, dit is dus een Cis. De mineurtoonladder in Cis is dan cis—dis-e—fis—gis-a—b—cis. Deze bestaat uit exact dezelfde tonen als de toonladder in E majeur.
Een mol (♭) voor een noot geeft aan dat deze met een halve toon verlaagd moet worden, net als elke volgende noot met dezelfde toonhoogte (ook octaven hoger of lager) in die maat. Een mol aan het begin van de notenbalk, na de sleutel, geeft aan dat alle noten met deze toonwaarde een halve toon verlaagd moeten worden.
Vaak is de tonica een beginnoot, maar nauwkeuriger om te zeggen is dat het de belangrijkste (gewichtigste) toon is in een stuk, het hoeft niet de beginnoot te zijn. De eerste toon van een toonladder heet wel altijd de tonica.
d-mineur of d klein (afkorting: Dm) is een toonsoort met als grondtoon D.
De kwintencirkel is een opeenvolging van tonen of toonaarden, voorgesteld als een cirkel, waarbij de volgende stap zeven halve noten hoger ligt dan de vorige.
Een kleine terts is opgebouwd uit een hele en een halve toonafstand. Men duidt een kleine terts wel afgekort aan met m3 (het basisinterval mineur). Voorbeeld: Het interval tussen c en es is een kleine terts.
Aangezien kwinten en kwarten intervallen zijn van respectievelijk 7 en 5 halve tonen, is het bereik van een kwintencirkel een interval van niet minder dan 7 octaven (84 halve tonen), terwijl het bereik van een kwartcirkel gelijk is aan 5 octaven (60 halve tonen).
Een kwint (afkomstig van het Latijnse woord quintus, vijfde) is de toonafstand waarbij tussen de lage en de hoge toon vier tonen passen.
De afstand tussen de C en de D noemen we groot, tussen de E en de F noemen we klein. Wanneer je alle afstanden van een majeur toonladder op een rijtje zet, krijg je: Groot, groot, klein, groot , groot, groot, klein. Wanneer je deze afstanden weet, kun je van alle toetsen “uitrekenen” hoe de toonladder is.
Tonen die trapsgewijs (stijgend of dalend) in een logische volgorde gerangschikt zijn. De meest gebruikte toonladder omvat acht tonen, beginnend en eindigend met dezelfde toon, bijvoorbeeld do-re-mi-fa-sol-la-si-do. De afstand tussen de begin- en eindtoon is een octaaf.