Er zijn 2 soorten taalstoornissen. Stoornissen die ontstaan bij het leren van taal door kinderen (taalontwikkelingsstoornissen). Deze komen het meest voor. En er zijn stoornissen die later ontstaan, bijvoorbeeld door hersenletsel.
Bij een taalstoornis kan iemand zijn gedachten niet meer omzetten in woorden, zinnen en een verhaal; er kunnen problemen zijn met het begrijpen van gesproken en geschreven taal. Een spraakstoornis betreft alleen de spraak: woorden en zinnen worden niet goed of niet duidelijk uitgesproken.
Kinderen met een TOS laten bijvoorbeeld nooit repeterend of compulsief gedrag zien, terwijl dit kenmerkend is voor ASS. In haar lezing onderscheidt Ingrid Feiter sociale communicatieve taalvaardigheden van pragmatische taalvaardigheden.
Soms heeft een kind een probleem in het taalsysteem. Dit kan dysfasie zijn. Dysfasie is een neurologische stoornis in de spraak-taalontwikkeling: het kind begrijpt meestal veel meer van wat anderen zeggen dan het zelf kan zeggen. Dysfasie komt best vaak voor, ook de ernstige vormen.
De definitie van TOS is als volgt: 'Een TOS wordt gedefinieerd als een beperking in taalbegrip en/of taalproductie waarbij de taalproblemen niet kunnen worden verklaard door aantoonbaar hersenletsel, intelligentieproblemen, gehoorverlies, lichamelijke problemen of sociaal-emotionele problemen.
Dysartrie ('dys' betekent niet volledig en 'artrie' komt van articuleren, uitspreken) is een spraakstoornis die het gevolg is van een aandoening in het zenuwstelsel. Deze aandoening verstoort de werking van één of meer spieren die bij het spreken betrokken zijn.
Een verbale ontwikkelingsdyspraxie (VOD), ook wel spraak- ontwikkelingsdyspraxie (SOD) genoemd, is een (uit)spraakstoornis. Je kind ondervindt: moeite met het plannen, programmeren, coördineren en controleren van de spraakbewegingen (tong, lippen en kaken).
Er is sprake van TOS samenhangend met 'X' als er naast de taalproblemen een duidelijk aanwijsbare en/ of vastgestelde ontwikkelings- of zintuiglijke stoornis bestaat. In alle andere gevallen spreken we van TOS. De toevoeging specifieke TOS wordt hierbij losgelaten.
Afasie van Broca
Zij hebben moeite om te gaan praten en maken vaak korte zinnen. Ook is er vaak sprake van het verdraaien van woorden en het verwisselen van letters en lettergrepen. Iemand weet wel wat hij wilt zeggen, maar kan dit moeilijk onder woorden brengen. Spreken gaat niet vloeiend.
TOS ontstaat bij jonge kinderen, maar verdwijnt niet wanneer zij volwassen worden. Door begeleiding en behandeling leren zij nieuwe taal. Ze worden beter verstaanbaar, leren taal beter begrijpen, leren meer woorden en hun zinnen worden langer.
TOS is een taalstoornis die aangeboren is of is ontstaan in de eerste twee levensjaren. De stoornis wordt veroorzaakt door (nog) niet aantoonbare problemen in de hersenen. Bij TOS zijn er problemen in de taalvaardigheid en in de spraak. Dit heeft invloed op het begrijpen van taal en/of het spreken.
Ongeveer 75% van de kinderen die op 5-jarige leeftijd een diagnose TOS heeft, heeft die diagnose op 12-jarige leeftijd nog steeds. Kinderen met TOS vormen een gevarieerde groep. Dit houdt in dat de taalproblemen kunnen variëren in ernst en aard.
Apraxie is een gevolg van een beroerte of hersenletsel. Van apraxie is sprake als het handelen niet meer doelmatig verloopt. Handelingen kunnen niet meer op de juiste manier worden uitgevoerd. De volgorde van de handelingen wordt door elkaar gehaald, of de persoon weet niet meer hoe hij deze handelingen moet uitvoeren.
Dementie en moeite met praten en begrijpen van taal
Dementerende mensen maken kortere zinnen en vreemde zinsconstructies. Het is steeds moeilijker dingen onder woorden te brengen of te begrijpen wat anderen zeggen. Dan is er sprake van een taalstoornis, ook wel afasie genoemd.
Op logopedisch gebied kan er bij Parkinson een zogenaamde hypokinetische dysartrie ontstaan. Dit wordt gekenmerkt door een zachte hese stem, minimale articulatiebewegingen en monotone spraak. Ook kunnen er cognitieve problemen en slikproblemen ontstaan.
Opvallend veel kinderen met TOS hebben ook dyslexie. Dyslexie is een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau. TOS en dyslexie zijn allebei taalstoornissen, maar de eerste uit zich in de mondelinge taal, terwijl de andere betrekking heeft op de schriftelijke taal.
Achtergrond. Het is bekend dat genetische factoren (DNA-veranderingen) waarschijnlijk een grote rol spelen bij het ontstaan van taalontwikkelingsstoornissen (TOS). Maar welke DNA-veranderingen het dan precies zijn is nog niet bekend.
Kinderen die een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben of slechthorend, doof of doofblind zijn, hebben recht op passend onderwijs. 'Regulier als het kan, speciaal als het moet', zegt de Wet passend onderwijs.
Om een diagnose te kunnen stellen, worden verschillende onderzoeken gedaan door verschillende specialisten met een ander expertisegebied: een uitgebreid taalonderzoek (logopedist) een onderzoek naar de verstandelijke mogelijkheden (psycholoog of orthopedagoog) een neurologisch onderzoek (kinderneuroloog)
Vaak is dit het gevolg van een neurologische aandoening, bijvoorbeeld een beroerte, Multiple Sclerose of de ziekte van Parkinson. Ook overmatige spanning, zoals in een drukke periode met veel zorgen of stress, kan voor problemen zorgen.
Hoe vaak komt afasie voor? Ongeveer 30% van de mensen die een beroerte krijgt, de meest voorkomende oorzaak van niet-aangeboren hersenletsel, krijgt ook afasie. Jaarlijks zijn dat ongeveer 14.000 mensen in Nederland en België samen oftewel 38 per dag. In België en Nederland leven zeker 54.000 mensen met afasie.