Om glucose te kunnen maken halen de groene planten stoffen uit het milieu. De stofjes die de plant moet opnemen zijn koolstofdioxide en water. Koolstofdioxide is een gas. Je kunt het niet zien.
Planten produceren zuurstof en halen kooldioxide (CO2) uit de atmosfeer. Verder kan groen schadelijke deeltjes uit de lucht wegvangen, zoals fijnstof, stikstof- oxiden en ozon. Het is wel zaak om planten gericht in te zetten.
De wortels zorgen ervoor dat de plant stevig in de bodem zit en water en voedingsstoffen uit de bodem kan opnemen. Water en voedingsstoffen worden opgenomen via de wortelharen, de kleinste vertakkingen van de wortels.
Planten halen hun energie uit zonlicht. Met die energie zetten ze in de bladgroenkorrels water en CO₂ om in zuurstof en glucose. Glucose voedt de plant en zorgt ervoor dat die groeit. Dit proces heet fotosynthese.
De bouw van planten
Via de wortels neemt de plant water en mineralen op zoals stikstof of fosfor. Deze worden vervolgens naar de bladeren, de vruchten, de zaden en elk ander gedeelte van de plant gebracht via de stengel. Bladeren hebben twee voornaamste functies: uitwisseling van gassen en het maken van suikers.
Een plant kan zelf voedsel maken. Dat heet fotosynthese. Voor die fotosynthese heeft die plant drie dingen nodig: licht, water en kooldioxide. dat is een stof in de lucht.
Het stoffentransport in een plant gebeurt via het vaatstelsel van de plant. Houtvaten (xyleem) vervoeren water en mineralen naar de bladeren, bastvaten (floëem) transporteren glucose naar de wortels. Een ezelsbruggetje om dit te onthouden is dat de bastvaten naar beneden gaan, terwijl de houtvaten omhoog gaan.
Wortels nemen water en voedingsstoffen op en vooral voor de opname van voedingsstoffen is energie nodig. De energie in de vorm van koolhydraten komt uit de bovengrondse delen, de zuurstof komt uit de bodem. Alleen de actieve punt van de wortels neemt water en voedingsstoffen op en doet dit gedurende enkele dagen.
Planten en bomen nemen daarom via de wortels water op uit de bodem en transporteren dit via een vaatstelsel. Dit xyleem is een netwerk van buisvormige celwandcontainers die door levende xyleemcellen worden gevormd tijdens de groei van de plant.
De glucose en de zuurstof die met behulp van zonlicht ontstaan worden via het cytoplasma naar de mitochondriën getransporteerd. In de mitochondriën wordt glucose met behulp van zuurstof gedissimileerd, omgezet tot koolstofdioxide en water.
Licht wordt opgenomen door chlorofyl en met behulp van de energie van het licht wordt water en koolstofdioxide omgezet in zuurstof en glucose.
Speciale cellen in de bladeren van planten genaamd fotosynthetische pigmenten kunnen lichtenergie veranderen in chemische energie. Deze chemische energie wordt vervolgens gebruikt om koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) om te zetten in suikers zoals glucose. Hierbij komt zuurstof (O2) vrij als afvalstof.
Planten nemen water, en mineralen, uit de grond op met hun wortels. Toch begint die wateropname bij de bladeren. Bladeren verliezen water door transpiratie, een soort 'zweten' van de plant. Als de lucht rondom een blad droog wordt, verdampt er water uit het blad.
In de bladeren verdampen de watermoleculen die in de buurt zitten van het huidmondje. Watermoleculen die daar verdampen trekken nabijgelegen watermoleculen ook mee naar buiten en zorgen zo voor een waterstroom van wortel naar blad.
Een plant neemt water + mineralen op uit de bodem via de wortels. Deze stoffen maken een reis door de plant van de wortels tot aan de bladeren. En omgekeerd wordt vanuit de bladeren de geproduceerde glucose bij fotosynthese vervoert naar de wortels. Dit stoffentransport vindt plaats in de vaatbundels van planten.
In sommige gewassen, zoals fruit, past men ook mineralen toe via bladtoepassingen. Het zijn voornamelijk stoffen als stikstof, fosfor en kalium, die de plant in grote hoeveelheden uit de bodem opneemt.
Afhankelijk van de planten kan het nodig zijn om het gehalte aan stikstof, fosfor, kalium en soms magnesium te verhogen. Dit zijn de voedingsstoffen die planten het meest nodig hebben en dan ook het vaakst aan de bodem gaan onttrekken.
Opslagvorm van glucose bij planten. Zetmeel wordt opgeslagen in blad en wortels en doet bij de plant diens als reserve brandstof. Zetmeel is een lange keten van glucosemoleculen.
Hoe werkt azijn op planten
Azijn zorgt er inderdaad voor dat het onkruid snel geel wordt en verlept. Het heeft echter geen preventieve werking zodat het middel steeds weer gebruikt moet worden. Vanuit de wortels groeit het onkruid snel weer terug, dat geldt zeker voor soorten met dikke wortels.
Organische stof in de bodem kan veel water opnemen en werkt door het absorptie-vermogen als mineralen-buffer, waardoor voedingsstoffen minder makkelijk uitspoelen. In droge perioden kan de plant makkelijk het vocht uit de organische stof opnemen.
Glucose (=druivensuiker) wordt in bladgroenkorrels gemaakt van koolstofdioxide en water. Planten maken van glucose als basisstof alle andere organische stoffen die voor levende wezens noodzakelijk zijn. Levende cellen hebben energie nodig om arbeid te verrichten.
De fotosynthese is een voorbeeld van een assimilatiereactie. De groene plant gebruikt in de fotosynthese zonne-energie om de koolstofdioxide moleculen en de watermoleculen om te zetten tot glucose. Deze gebruikte zonne-energie komt terecht in het glucose molecuul.
Planten in het donker groeien sneller dan planten die in het licht staan, doordat planten die in het donker staan een zekere overlevingsdrang hebben en daardoor, door bepaalde groeistoffen, naar het licht toe willen groeien.
De opname van mineralen is immers het werk van de wortels. Dat klopt, maar ook het blad levert een behoorlijke bijdrage, bevestigt wetenschappelijk onderzoek keer op keer. Het blad van de meeste plantensoorten is zelfs zeer geschikt voor de opname van water, aminozuren en mineralen.