Je kunt verschillende spreekdoelen onderscheiden. In dit artikel bespreken we er vijf: informeren, instrueren, inspireren, overtuigen en activeren.
Het is de taak van de startbekwame leerkracht om in zijn onderwijs aandacht te besteden aan de volgende doelen: - amuseren (bijvoorbeeld vertellen van een mop); - informeren (bijvoorbeeld vertellen hoe laat het is); - instrueren (bijvoorbeeld de weg wijzen); - overtuigen (bijvoorbeeld zeggen dat je een boek echt moet ...
Wat die 7 tekstdoelen dan zijn? Nou: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.
De 7 tekstdoelen zijn: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren. Een tekst heeft minimaal één tekstdoel. Maar een tekst kan ook alle zeven doelen in zich hebben. Hoe beter je vooraf nadenkt over je tekstdoelen, hoe beter je tekst wordt.
Als je een tekst gaat schrijven, doe je dat vaak met een doel. Er worden vaak vier tekstdoelen onderscheiden: amuseren, informeren, overtuigen en overhalen/activeren.
Tekstdoel 1: informeren
Dit is het meest voorkomende tekstdoel waarmee (SEO) tekstschrijvers te maken krijgen. Informeren gebeurt via krant, tijdschrift, boek, studieboek maar voornamelijk via het internet. Het idee achter informeren is het delen van feiten zonder dat hier een mening aan vasthangt.
Opiniëren De schrijver wil de lezer aan het denken zetten, hem een eigen mening laten vormen, ook door te laten merken hoe hij er zelf over denkt. Overtuigen: De schrijver wil dat de lezer zíjn mening overneemt. Activeren: De lezer moet iets gaan doen.
Een tekstdoel is het doel waarom de tekst is geschreven. Een leesdoel is het doel waarom je een tekst leest.
Als je een tekst gaat schrijven, doe je dat vaak met een doel. Er worden vaak vier tekstdoelen onderscheiden: amuseren, informeren, overtuigen en overhalen/activeren.
Overtuigen: De schrijver wil dat de lezer zíjn mening overneemt.Activeren: De lezer moet iets gaan doen. Amuseren: Hij wil dat de lezer geniet van zijn tekst.
Informeren
Een bijzondere vorm van informerende teksten zijn uiteenzettingen / verklaringen. Ook zij presenteren de feiten zo objectief mogelijk, maar hebben als extra doel om uit te leggen hoe iets werkt of in elkaar zit. Voorbeelden hiervan zijn gebruiksaanwijzingen, recepten en andere uiteenzettingen .
Het doel van een tekst
Hij of zij wil iets bereiken bij jou als lezer. Er zijn vier verschillende tekstdoelen: amuseren, informeren, overtuigen en activeren. Bedenk wat het belangrijkste is wat de schrijver met zijn of haar tekst wil bereiken. Als je dat weet, dan weet je wat het tekstdoel van de schrijver is.
Een tekstdoel is het doel waarom de tekst is geschreven. Een leesdoel is het doel waarom je een tekst leest.
Een schrijver of spreker wil met zijn tekst iets bereiken bij zijn publiek: hij heeft een bepaald doel. overtuigen: het publiek een mening laten overnemen. activeren: het publiek aanzetten iets te gaan doen (of juist niet te gaan doen).
Een schrijver kan een tekst schrijven met het doel de lezer aan het denken te zetten en de lezer zich een mening te laten vormen. Soms kan de mening van de schrijver hierbij ook worden beschreven, maar dat hoef niet altijd. Een ander woord voor dit soort teksten zijn “opiniërende teksten”.
Persuasieve teksten (een advertentietekst, een verkoopbrief): als een schrijver voor deze tekstsoort kiest, wil hij je juist wel ergens van overtuigen.De schrijver neemt een duidelijk standpunt in en wil jou overhalen die mening te gaan delen.
Overtuigen is een soft skill die je kunt aanleren. Maar alleen als je zelf overtuigd bent van je boodschap, kun je ook overtuigend zijn. De manier waarop je het brengt is bijna net zo belangrijk als de inhoud en de kwaliteit van je mening en argumenten.
Een tekst heeft bepaalde kenmerken: een inhoud (thema), een vorm (taalgebruik en structuur) en een bedoeling (doel). Als een leerling geïnteresseerd is in slangen en al veel over dit onderwerp weet, zal hij een tekst over slangen sneller begrijpen en kan hij vlotter een tekst over slangen schrijven.
Je herkent gedichten vaak makkelijk. Als je een gedicht hardop voorleest zul je waarschijnlijk rijm of herhalingen van woorden horen. Ook ziet een gedicht er meestal anders uit dan een gewone tekst. Ze bestaan vaak uit korte regels en zijn vaak verdeeld in versregels die bij elkaar horen: strofen.