De meeste lichaamscellen bevatten 500 tot 2.000 mitochondriën. Mitochondriën of mitochondria is het meervoud van mitochondrion. Een mitochondrion is ovaal van vorm. Grote aantallen mitochondriën zijn te vinden in organen die veel energie nodig hebben, zoals de hersenen, het hart, de lever en de skeletspieren.
De rode bloedcellen zijn de enige cellen die geen mitochondria bevatten en ook geen celkern hebben.
Alle organismen, behalve de bacteriën, hebben mitochondriën. De mitochondriën leveren de energie aan de cel. De zuurstof die de dieren inademen wordt via het bloed naar de mitochondriën vervoerd.
Mitochondria zijn celorganellen die zich bevinden in het cytoplasma en niet, zoals bijvoorbeeld de chromosomen, in de celkern. Ze zijn cruciaal bij de intracellulaire vetzuuroxidatie en het produceren van ATP via de citroenzuurcyclus en de oxidatieve fosforylatie.
De bacteriecel is prokaryoot dat wil zeggen dat het DNA niet in een aparte celkern ligt maar los. Ook zijn er geen celorganellen met aparte functies zoals mitochondrien (celademhaling). Wel heeft een bacterie net als de eukaryote cel een cytoskelet.
In bijna alle lichaamscellen zijn mitochondriën te vinden. Het zijn de energiefabrieken van de cel. Eén van hun functies is het maken van energie. Ons lichaam heeft deze energie nodig om goed te functioneren.
Eigenschappen. Schimmels of zwammen (wetenschappelijke naam: Fungi) zijn (micro-) organismen die uit cellen met een celkern, mitochondriën, celwand en een cytoskelet bestaan. Tot de schimmels behoren zowel meercellige organismen zoals paddenstoelen maar ook eencellige organismen zoals gisten.
Mitochondriën. In alle cellen bevinden zich mitochondriën. Ze zijn de energieleveranciers in een cel. Hoe actiever de cel, des te meer mitochondriën (een spiercel heeft dus meer mitochondriën dan een huidcel).
Spiercellen bevatten de meeste mitochondriën. Door meer spiercellen te kweken – met sport en beweging – kun je dus de hoeveelheid mitochondriën in je lichaam vergroten.
Mitochondriën zorgen voor de productie van ATP (adenosinetrifosfaat) via de fosforylering (de toevoeging van een fosfaatgroep) van ADP (adenisinedifosfaat). ATP werkt als energiebron om de stofwisseling van de cel mogelijk te maken.
Planten hebben beide, mitochondriën en chloroplasten.
DNA buiten de celkern
In onze celkern (het deel van de cel dat alles regelt) zit het grootste deel van de genen. Maar er zit ook nog DNA buiten de celkern. Die genen zitten in de mitochondriën. Dat is het deel van de cel dat energie maakt.
In het cytoplasma bevinden zich de overige celorganellen zoals golgicomplex, mitochondriën, bladgroenkorrels en het endoplasmatisch reticulum. De celwand is altijd doordrenkt met water, behalve in uitgedroogde plantendelen.
Rode bloedcellen worden steeds opnieuw aangemaakt in het rode beenmerg. Ze hebben geen celkern of mitochondriën. Rode bloedcellen hebben in je lichaam een levensduur van ongeveer 120 dagen.
Bij ademhaling neemt het hemoglobine van de rode bloedcellen zuurstof op in de longen en geeft het hemoglobine en het bloedplasma koolstofdioxide af aan de longen. De opgenomen zuurstof wordt getransporteerd naar de mitochondriën van de cellen.
Mitochondriën zijn de batterijtjes of de energiefabriekjes van de cel en komen voor in elke cel van het lichaam behalve in de rode bloedcellen. Mitochondria produceren bijna alle energie die we in ons lichaam nodig hebben om te leven en te groeien.
Spiercellen hebben bijvoorbeeld veel mitochondriën vanwege hun hoge energiebehoeften, terwijl andere celtypen er minder hebben. Mitochondriën zijn van fundamenteel belang voor het overleven en de functie van eukaryotische cellen en spelen een cruciale rol in tal van biologische processen.
Blijf in beweging, maar blijf binnen je fysieke grenzen.Denk aan gelijkmatige bewegingen, zoals wandelen, fietsen, zwemmen, yoga, tai-chi, Qi-gong en pilates. Dit bevordert de aanmaak van nieuwe, goede mitochondriën en helpt bij het afvoeren van oude, disfunctionele mitochondriën.
Eiwitten worden omgezet in aminozuren, vetten worden omgezet in vetzuren en suikers worden in stukjes gehakt. Dit levert glucose op. Lichaamscellen halen hun energie vooral uit de verbranding van glucose. Mitochondriën verbranden glucose waardoor ATP ontstaat.
Mitochondriële aandoeningen omvatten de ziektes, waarbij de energievoorziening van het lichaam onvoldoende is door slecht functionerende mitochondria, de energiecentrales van de lichaamscellen. Dat gebrek raakt vooral organen met een hoge energiebehoefte, zoals hersenen en spieren.
Dit is een bijzondere vorm van overerven, omdat het hier om erfelijke informatie buiten de celkern gaat, namelijk het erfelijkheidsmateriaal in de mitochondriën. Deze erfelijke informatie noemen we mitochondrieel DNA en alleen vrouwen kunnen dit doorgeven.
1,5 miljard jaar oud mechanisme. Onderzoek heeft uitgewezen dat mitochondriën afstammen van vroege proteobacteriën, en dat chloroplasten ooit cyanobacteriën waren. Deze eencellige microben zijn ongeveer 1,5 miljard jaar geleden als endosymbiont in de cel van de eukaryoot opgenomen.
Allergieën: Schimmelsporen in de lucht kunnen allergische reacties veroorzaken, waaronder niezen, jeukende ogen en huiduitslag, vooral bij gevoelige individuen. Ademhalingsproblemen: De aanwezigheid van zwarte schimmel kan de luchtwegen irriteren en leiden tot hoesten, piepende ademhaling en kortademigheid.
Het verschil tussen een schimmel en een bacterie is uit hoeveel cellen ze bestaan. Een bacterie is een eencellig organisme en een schimmel kan een- of meercellig zijn. Ook bevat een schimmel een kern daar waar een bacterie die niet heeft.
Schimmels zijn anders dan planten en dieren en vormen dus een aparte groep in de natuur. Dit komt doordat de bouwstenen waaruit ze bestaan, de cellen anders zijn opgebouwd. Schimmelcellen hebben net als plantencellen een stevige celwand. Maar anders dan planten, hebben schimmelcellen geen bladgroenkorrels.