In alle OECD-landen (waaronder Nederland) hebben eenoudergezinnen bijvoorbeeld een hoger risico op armoede. Ook huishoudens met een migratie achtergrond, een lage opleiding en weinig werkervaring hebben een hoog risico op armoede.
Volwassenen met een bijstandsuitkering leven vaker met een lager inkomen dan werkenden en hebben het meeste risico op armoede. Zelfstandigen hebben een groter armoederisico dan mensen in loondienst. Daarnaast hebben niet-westerse migranten en statushouders vaker een laag inkomen en risico op armoede.
Eenoudergezinnen, alleenstaanden tot aan de AOW-leeftijd, huishoudens met een niet-westerse migratieachtergrond, bijstandsontvangers en laagopgeleiden zijn groepen die van oudsher kampen met een relatief hoog risico op (langdurige) armoede.
Belangrijkste maatregelen van de Rijksoverheid tegen armoede
Meer mensen in de bijstand helpen om een vaste baan te vinden. En zorgen dat ze deze baan houden. Lage inkomens aanvullen met toeslagen. Zoals een bijdrage voor kosten voor zorg, een huurwoning, kinderen en kinderopvang.
diploma, sociaal netwerk, inkomen uit arbeid,…). Maar door tegenslagen zoals echtscheiding, werkloosheid, ziekte, overlijden van een gezinslid, (meestal een combinatie van factoren waarbij een sneeuwbaleffect ontstaat…) komen ze in armoede terecht.
Armoede heeft vergaande gevolgen voor iemand zijn leven. Armoede zorgt bijvoorbeeld voor minder kans op een opleiding, heeft betrekking op je woonsituatie en je gezondheid. Schaamte, sociaal isolement, eenzaamheid, stress en depressies kunnen een gevolg zijn van armoede.
Armoede kan zorgen voor een slechtere hersenontwikkeling, waaronder een slechtere emotieregulatie. Dat geldt vooral voor kinderen van ouders die behalve met armoede nog te maken hebben met andere problemen die stress geven. Kinderen uit arme gezinnen hebben vaak een minder voorspoedige schoolloopbaan.
Armoede die voor de samenleving niet goed zichtbaar is en die veelal veroorzaakt wordt doordat mensen niet of onvoldoende gebruikmaken van inkomensondersteunende voorzieningen.
Mensen uit een huishouden met een inkomen onder de armoedegrens leven gemiddeld ongeveer 5 jaar korter dan mensen met een hoger inkomen. Het verschil in gezonde levensjaren bedraagt zelfs 14 jaar.
Hoeveel geld is genoeg per maand? Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) deed een poging om een bedrag te noemen dat 'genoeg' is. En genoeg wil dan zeggen dat je geld genoeg hebt om van rond te komen. Volgens het SCP ligt het basisbehoeftenbudget van een zelfstandig huishouden op 971,-.
Het percentage van de bevolking dat in armoede leeft is volgens de Wereldbank het hoogst in Madagaskar (82 procent), Burundi (78 procent) en de Democratische Republiek Congo (77 procent). Maar ook in veel andere Afrikaanse landen leven nog steeds veel mensen in armoede.
Armoede komt het vaakst voor onder langdurig werklozen, chronisch zieken, ouderen, alleenstaande ouders, en mensen met laag betaalde banen. Armoede kan toenemen door de groei van de behoeften, het dalen van de koopkracht en het toenemen van schaarste.
Heb je een wisselend inkomen, bijvoorbeeld omdat je zzp'er bent, dan telt het fiscaal inkomen van het voorgaande jaar. Is dat fiscaal inkomen hetzelfde als het normbedrag, dan heb je een laag inkomen. Dat normbedrag is voor volwassenen dus 110% van de bijstandsnorm en als het gaat om kinderen 130%.
Rotterdam had het hoogste aandeel arme inwoners (10,9%), direct gevolgd door Amsterdam (10,5%) en Den Haag (10,3%). Deze hoge armoedepercentages hangen samen met de bevolkingssamenstelling in de drie steden.
Tot de 574 duizend huishoudens met een risico op armoede behoren ruim 1 miljoen mensen. Onder hen zijn 251 duizend minderjarige kinderen. Bijna 100 duizend kinderen woonden in een gezin dat al minstens vier jaar moest rondkomen van een laag inkomen.
Waarom Gelderland 34 keer zo rijk is als Zeeland, de armste provincie van Nederland. Het eigen vermogen van de provincie Gelderland bedroeg vorig jaar 4,7 miljard euro, terwijl Zeeland slechts 139 miljoen euro aan reserves heeft. Daarmee is Gelderland bijna 34 keer zo rijk als Zeeland.
In Nederland ben je arm als je maandelijks minder dan 1.036 euro te besteden hebt (als alleenstaande) of minder dan tweeduizend euro (als paar met twee kinderen).
We maken onderscheid tussen twee vormen van armoede, namelijk relatieve armoede en absolute armoede. Relatieve armoede betekent dat iemand arm is in vergelijking met de welvaartsstandaard van de omgeving waarin hij leeft.
Een laag inkomen is een inkomen dat niet hoger is dan 120% van het sociaal minimum. Dit houdt in dat de maximale netto bedragen per huishouden als volgt zijn: Voor alleenstaanden of alleenstaande ouders van 21 jaar en ouder is het maximale nettobedrag € 1322,18 per maand (inclusief vakantietoeslag);
Iets meer dan 900 duizend mensen leefden in 2020 in een huishouden onder de lage-inkomensgrens, van wie 376 duizend al ten minste vier jaar achtereen (2,4 procent van de bevolking). Ondanks de coronacrisis en de economische terugval zette de daling van het armoederisico in 2020 door.
Mensen durven geen brief meer te openen, hebben weinig sociale contacten en vaak geen werk. Hoewel het aantal armen in Nederland afneemt, is het voor veel mensen nog steeds de harde realiteit. In 2017 voor 939.000 Nederlanders, om precies te zijn. Dat is 5,3 procent van de bevolking.
Dat sommige landen zo arm, heeft allerlei oorzaken, zoals: - geweld en oorlogen - een slechte, onbetrouwbare regering - droogte en overstromingen - een klimaat dat slecht is voor landbouw. Soms zijn oorzaken ingewikkeld, zoals de handelsbarrières.
Kinderen die opgroeien in armoede hebben later minder kansen op de arbeidsmarkt en lopen zo een groter risico om zelf arme ouders te worden. Ze krijgen weinig ruimte om hun eigen talenten te ontwikkelen omdat ze vooral proberen in andere basisbehoeften te voorzien.
Sinds de jaren '90 is extreme armoede gedaald. Waren eerst nog 1,2 miljard mensen extreem arm, zijn dit nu nog 789 miljoen. Je bent 'extreem' arm als je minder dan 1 dollar 90 per dag verdient. Of zoals de VN het omschreef: "extreme armoede is een enorm gebrek aan basisbehoeften.