Meervoudige intelligentie is een theorie van psycholoog Howard Gardner die het bestaan van negen soorten intelligentie aannemelijk maakt.
Met meervoudige intelligenties kan de onderwijsleersituatie veelvormiger worden en daarmee aantrekkelijker, betekenisvoller en actiever. Voorbereiden op de toekomst De hersenen blijken een veel complexere leermachine dan lang gedacht is.
Gardner onderscheidt hierin op grond van een aantal criteria in ieder geval de volgende intelligenties: verbaal-linguïstisch, logisch-mathematisch, visueel-ruimtelijk, muzikaal-ritmisch, lichamelijk-kinesthetisch, naturalistisch, interpersoonlijk en intrapersoonlijk.
Visueel-ruimtelijke intelligentie verwijst naar het vermogen om van de wereld van de ruimte een innerlijke voorstelling te maken. In de praktijk gebeurt dit bijvoorbeeld door piloten die navigeren door de grote wereld van de ruimte.
Het vermogen om te reflecteren, en op basis daarvan de juiste beslissingen te nemen. Mensen met een sterk ontwikkelde intrapersoonlijke intelligentie hebben zelfkennis. Ze weten wat ze willen, wat ze wel of niet kunnen en hoe ze beter kunnen worden op gebieden waarin ze nog niet goed zijn.
Adaptief onderwijs gaat uit van de verschillen tussen kinderen en stemt het onderwijs af op de behoefte van de leerlingen. De visie erachter is dat kinderen beter leren als de leerstof op de interesses van de leerlingen is afgestemd. Adaptief onderwijs wil afwisseling in de lessen en meer aandacht voor samenwerken.
De meervoudige intelligentie theorie komt erop neer dat ieder mens over acht soorten intelligenties beschikt. Volgens Howard Gardner betekent intelligentie “de bekwaamheid om te leren, om problemen op te lossen”. Dit kan dus op verschillende (meervoudige) manieren.
Genen die zowel de structuur als het functioneren van het brein beïnvloedden, vormen een verklaring voor de gemeten IQ-verschillen. Posthuma zegt in haar proefschrift dat verschillen in IQ voor wel tachtig tot negentig procent aan erfelijke factoren liggen.
Intelligentie is een mentale eigenschap met veel verschillende functies zoals de mogelijkheid overeenkomsten en verschillen op te merken in waarnemingen, zich in de ruimte te oriënteren, te redeneren, plannen te maken, problemen te doorgronden en op te lossen, in abstracties te denken, ideeën en taal te begrijpen en te ...
Iemand met een hoge sociale intelligentie heeft inzicht in de behoeften en interesses van anderen. Daarnaast richt sociale intelligentie zich ook op zelfinzicht en reflectie en de bewustwording van reactiepatronen. Sociale intelligentie biedt de mogelijkheid om effectief om te gaan met complexe sociale relaties.
Ruimtelijke intelligentie. Mensen die denken in 3D. Ze kunnen goed visualiseren en hebben oog voor detail. Een grootse, beeldende fantasie, sterk ruimtelijk inzicht en een goed oog voor kunst en beeld.
Performale intelligentie of het performaal iq geeft aan hoe groot het handelend vermogen van de persoon is. Hieronder valt bijvoorbeeld ruimtelijk inzicht, het plannen en de fijne motoriek.
Gekristalliseerde intelligentie is de intelligentie die te maken heeft met kennis door eerder opgedane ervaringen, terwijl bij vloeibare intelligentie het vooral gaat om abstract redeneren en het oplossen van nieuwe problemen, los van eerder geleerde kennis.
Onder logisch-mathematische intelligentie verstaan we het vermogen om zowel inductief als deductief te denken; om getallen en symbolen mentaal te manipuleren en om abstracte begrippen te hanteren en te creëren.
OGO staat voor OntwikkelingsGericht Onderwijs. Kinderen ontwikkelen zich pas optimaal als ze goed in hun vel zitten, zelfvertrouwen hebben en nieuwsgierig zijn. Als leerkracht moet je uitdagende en afwisselende activiteiten aanbieden. EGO is ErvaringsGericht Onderwijs.
Relatie, autonomie en competentie als de drie psychologische basisbehoeften om ontwikkeling en motivatie te kunnen waarborgen.
Adaptief onderwijs is onderwijs dat voldoet aan een drietal basisbehoeften van leerlingen: relatie, competentie en autonomie. Onder de basisbehoefte relatie wordt verstaan dat leerlingen zich geaccepteerd weten, ze erbij horen, ze het gevoel hebben welkom te zijn, ze zich veilig voelen.
Het vermogen om (delen van) het lichaam te gebruiken om een probleem op te lossen, iets uit te drukken of iets te maken. Mensen die dit gebied goed hebben ontwikkeld, begrijpen iets door het te doen. Sommigen gebruiken daarbij het liefste hun hele lichaam, anderen voornamelijk hun handen.
110-119 Boven gemiddeld. 90-109 Normaal. 80-89 Beneden gemiddeld.
Interpersoonlijke vaardigheden zijn de kwaliteiten van ons gedrag die we vertonen tijdens de interactie met andere mensen. Voorbeelden hiervan zijn assertiviteit, samenwerking, empathie, communicatie en leiderschap.
Om het ruimtelijk inzicht te meten wordt meestal een test met uitgevouwen kubussen afgenomen. Bij deze test is het de bedoeling te herkennen welk figuur overeenkomt met het uitgevouwen figuur.