In het nieuwste 'Blauwe Boekje' staan genealogieën van dertien families: Cankrien, Greidanus (Van Wimersma Greidanus, Idema Greidanus), Heijse, Houben, Kersten, Laane, Van Lede, Noman (Van Haren Noman), Pigeaud, Rom (Scherpenhuijsen Rom), Scheidius, Smits (Smits van Oyen) en Thijssen (Heerkens Thijssen).
In het blauwe boekje wordt een familie alleen opgenomen op eigen verzoek, en opname is alleen mogelijk als leden van de betreffende familie de afgelopen honderdvijftig jaar (of langer) een vooraanstaande rol hebben gespeeld in de Nederlandse samenleving, en er nog steeds familie op de voorgrond treedt in de werelden ...
De adeldom van een meerderheid van deze families dateert uit de beginjaren van het Koninkrijk der Nederlanden, de periode van 1814 tot 1817. Vandaag de dag telt de Nederlandse adel 10.000 tot 11.000 personen, waarvan naar schatting 2.000 in het buitenland wonen. Samen behoren ze tot de ongeveer 325 adellijke families.
De uitdrukking "blauw bloed" wordt in de zin "Hij/zij heeft blauw bloed" gebruikt om aan te duiden dat iemand tot de adelstand behoort.
Het patriciaat is de groep van families die vanouds de bestuurders in een samenleving leveren. Iedere samenleving kent patriciërs, in het oude Rome waren zij gerechtigd om zitting te nemen in de Senaat.
Wanneer behoor je tot de Nederlandse adel? Je bent van adel als je afstamt van een vader die van adel is en die bovendien dezelfde achternaam heeft als jij, omdat titel en predikaat met de achternaam verbonden zijn en adeldom alleen in de mannelijke lijn kan worden doorgegeven.
Van de oudste adel weten we weinig, maar vanaf de 12e eeuw zijn de eerste families te onderscheiden. Bekend is de familie van de Utrechtse bisschop Hardbert van Bierum (1139-1150), die de rechtsmacht over Coevorden en Drenthe verwierf en erfelijk prefect (bisschoppelijk vertegenwoordiger) van Groningen werd.
De ongehuwde dochter van een (burg)graaf, baron, ridder of jonkheer werd aangesproken met freule. Deze aanspreekvorm is uit de mode geraakt. Weduwen van adellijke personen werden vroeger aangeduid als douairière, gevolgd door naam en titel of predikaat van de man, maar zonder de eigen naam: Douairière A.B.C.
Heden ten dage kan adeldom alleen aan een Nederlander verleend worden door erkenning, verheffing, inlijving of bij naamwijziging. Adeldom in Nederland vererft langs mannelijke lijn, waarbij het predicaat of titel is verbonden aan de geslachtsnaam van de vader.
Deze groep edelen behoren samen tot de Nederlandse adel. Deze titels kunnen zijn, van laag naar hoog: ridder, baron, burggraaf, graaf, markies, hertog, prins. Adellijke personen zonder titel dragen het predicaat jonkheer of jonkvrouw. Zij behoren wel tot de Nederlandse adel, maar hebben geen titel.
Adel in Nederland
Er zijn zeven titels in totaal. Van hoog naar laag: prins/prinses, hertog, hertogin, markies, markiezin, graaf/gravin, burggraaf/burggravin, baron/barones, ridder. De titel Ridder komt het minste voor, daar zijn slechts zeven families van in Nederland.
Het ontstaan van de adel
In ruil voor hun steun en veel geld aan de leenheer waren zij vaak in staat om hun leen erfelijk te maken. Op die manier hadden zij voor hun familie speciale privileges (voorrechten) gekregen die nog eeuwenlang zouden gelden.
Sterft bijvoorbeeld een hertog, dan wordt zijn zoon de nieuwe hertog of de dochter de nieuwe hertogin. Daarom horen de kinderen van de edelen ook in de adel.
De formele titulatuur hooggeboren en hoogwelgeboren is sterk verouderd. Bij het aanspreken van adellijke personen kun je gewoon meneer of mevrouw gebruiken. Voor leden van het Koninklijk Huis gelden er nog wel formele regels voor adressering, aanhef en aanspreking.
Leden van de Nederlandse adel voeren een adellijke titel of adellijk predicaat. als aan hem of haar bij koninklijk besluit adeldom is verleend; als iemands vader van adel is.
In Zwitserland was de adel, in tegenstelling tot in het buitenland, allesbehalve bevoorrecht, zowel vanuit politiek, sociaal, juridisch als fiscaal oogpunt. Volgens het onderstaande document vertegenwoordigt de Zwitserse adel vandaag 1,06 ‰ van de Zwitserse bevolking met 450 gezinnen.
De titel hertog of hertogin bestaat niet langer in de Nederlandse adel.
Van lagere adel naar hogere adel zijn dit: jonkheer/jonkvrouw, ridder (geen vrouwelijk equivalent), baron/barones, burggraaf/burggravin, graaf/gravin, markies/markiezin, hertog/hertogin, prins/prinses.
Graaf als erfelijke titel
Aanvankelijk was een gravenambt een persoonsgebonden beneficium (een niet-erfelijk leengoed) en was een graaf ook afzetbaar. Door de verankering van het gravenambt binnen eenzelfde stamgeslacht begon men het ambt vanaf de 10e/11e eeuw toch als erfelijk te ervaren.
De titel baron komt in Nederland en België op twee manieren voor: "op allen" en "met het recht op eerstgeboorte". In het eerste geval heeft ieder lid van de betreffende adellijke familie (dat wil zeggen iedere afstammeling, mannelijk of vrouwelijk, in mannelijke lijn) recht op de titel baron of barones.
Sinds de afscheiding van België in 1830 komt er slechts één markies voor onder de adellijke families in Nederland: de Earl of Clancarty uit het Engelse geslacht Le Poer Trench, die de Nederlandse adellijke titel 'Markies van Heusden' voert. De koning(in) van Nederland is markies of markiezin van Veere en Vlissingen.
Ridders leefden in kastelen. In zo'n kasteel moesten de bewoners veilig zijn tegen aanvallen van eventuele vijanden. Een kasteel werd gebouwd op een plek die moeilijk te bereiken was, bijvoorbeeld op een berg. In een kasteel woonden koningen, baronnen, ridders, bedienden en ander personeel.