Eukaryoot vs prokaryoot Prokaryoten hebben geen celkern, het DNA ligt gewoon los in de cel. Eukaryoten hebben wel een celkern waarin het DNA zich bevindt. Daarnaast hebben prokaryoten vaak minder organellen dan eukaryoten en zijn ze minder ingewikkeld.
Vrijwel alle cellen in ons lichaam bevatten erfelijk materiaal, met uitzondering van o.a. rode bloedcellen en bloedplaatjes. Die hebben immers geen celkern en daardoor geen DNA.
Over chromosomen, DNA en genen
Iedere cel bevat 46 chromosomen. Chromosomen bestaan uit DNA. Het DNA bevat codes waarin onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Dit zijn de genen.
Plantaardige cellen hebben de volgende kenmerken: Kern: Bevat het DNA van de cel.
Het genoom is de volledige genetische samenstelling van een organisme, levende cel of virus. Het genoom bestaat uit een zeer lange sequentie van nucleotiden; alle levende wezens hebben een genoom dat uit DNA bestaat, sommige virussen hebben een RNA-genoom.
Deoxyribonucleïnezuur, beter bekend als DNA, is een complex molecuul dat alle informatie bevat die nodig is om een organisme te bouwen en te onderhouden. Alle levende wezens hebben DNA in hun cellen . In feite bezit bijna elke cel in een meercellig organisme de volledige set DNA die nodig is voor dat organisme.
Je hebt ongeveer 30 biljoen cellen in je lichaam en DNA is te vinden in de meeste, maar niet in alle. Rijpe rode bloedcellen hebben bijvoorbeeld geen DNA. Ook hebben sommige volwassen haar-, huid- en nagelcellen geen DNA. Het DNA zweeft niet zomaar rond in de cel.
Eukaryoot vs prokaryoot
Prokaryoten hebben geen celkern, het DNA ligt gewoon los in de cel. Eukaryoten hebben wel een celkern waarin het DNA zich bevindt. Daarnaast hebben prokaryoten vaak minder organellen dan eukaryoten en zijn ze minder ingewikkeld.
Planten hebben DNA (desoxyribonucleïnezuur) omdat ze levende wezens zijn. Hoewel chloroplasten en mitochondriën wat genetisch materiaal bevatten, bevat de kern het grootste deel van het DNA in plantencellen.
Een dierlijke cel is een cel zoals die bij dieren voorkomt. Zo'n cel bestaat van buiten naar binnen uit een membraan en het cytoplasma; een celwand zoals bij bacteriën en bij planten ontbreekt. In het cytoplasma bevinden zich de overige celorganellen zoals golgiapparaat, mitochondriën en het endoplasmatisch reticulum.
Alle cellen in een complex meercellig organisme zoals een mens bevatten hetzelfde DNA ; het lichaam van zo'n organisme bestaat echter duidelijk uit veel verschillende soorten cellen. Wat maakt een levercel dan anders dan een huid- of spiercel? Het antwoord ligt in de manier waarop elke cel zijn genoom inzet.
DNA is een ingewikkelde code die bij iedereen anders is. Die code zit overal in je lichaam, dus bijvoorbeeld in je haren, je bloed, je speeksel en in je huid. Forensisch onderzoekers kunnen die code lezen met behulp van computers en machines. Op een plaats delict wordt altijd onderzoek gedaan.
Bijna elke cel in het lichaam van een persoon heeft hetzelfde DNA . Het meeste DNA bevindt zich in de celkern (waar het nucleair DNA wordt genoemd), maar een kleine hoeveelheid DNA kan ook worden gevonden in de mitochondriën (waar het mitochondriaal DNA of mtDNA wordt genoemd).
Ieder menselijk lichaam begint als één enkele cel: een bevruchte eicel. Deze cel ontwikkelt zich tot allerlei celtypes: huidcellen, levercellen, bloedcellen... Hoewel deze celtypes er allemaal anders uitzien en anders functioneren, bevatten ze allemaal precies hetzelfde DNA.
Het leven op aarde ontstond zo'n vier miljard jaar geleden. De eerste twee miljard jaar bestond dat leven enkel uit kleine, relatief simpele eencellige wezens. De cellen van deze bacterieachtige wezens, die prokaryoten worden genoemd, bevatten relatief weinig DNA en hadden geen celkern waarin dat DNA was opgeslagen.
Bloedcellen hebben een beperkte levensduur. Rode bloedcellen leven 120 dagen, witte bloedcellen twee en bloedplaatjes tien dagen. Het lichaam breekt de cellen zelf af en vervangt ze door nieuwe. Per dag maakt ons lichaam wel 200 miljard cellen aan.
Verschillende delen van een plant, zoals de bladeren, wortels en bloemblaadjes, bevatten allemaal identiek DNA . Maar in het blad werken de bladgenen; en in de wortel werken de wortelgenen, enzovoort.
Naast chromosomen in hun celkernen bevatten plantencellen ook DNA in organellen. Dit zijn aparte compartimentjes die een specfieke functie hebben, zoals chloroplasten voor fotosynthese (vastleggen van zonne-energie en CO2 in suikers) en mitochondriën (vrijmaken van energie uit suikers).
Wat zijn de verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen? Dierlijke cellen hebben geen celwand én geen vacuole, plantaardige cellen wel. Plantaardige cellen kunnen (afhankelijk van welk deel van de plant ze zijn) bladgroenkorrels, kleurstofkorrels en zetmeelkorrels hebben.
Wat zijn bacteriën? Bacteriën zijn eencellige micro-organismen zonder celkern. Hierdoor behoren bacteriën dus tot de prokaryoten. Het DNA van een bacterie ligt los in het cytoplasma en bestaat uit één groot DNA-molecuul met daarnaast kleinere DNA-moleculen, die plasmiden worden genoemd.
1) Prokaryotische cellen zijn eencellig, terwijl eukaryotische cellen meercellig zijn . 2) Prokaryotische cellen hebben één membraan, terwijl eukaryotische cellen er twee hebben. 3) Een prokaryotische cel is een bacterie, terwijl een eukaryotische cel een organisme is dat uit meerdere cellen bestaat.
Archaea (enkelvoud archaeon) vormen een domein van eencellige micro-organismen. Archaea zijn prokaryote levensvormen: ze hebben geen celkern en bevatten weinig andere cellulaire structuren. De archaea werden traditioneel geclassificeerd als bacteriën en kregen daarbij de naam archaebacteriën.
Eindantwoord: Lysosomen en vacuolen zijn de twee organellen die geen DNA bevatten.
Omdat er geen celkern of organellen in zitten , bevatten volwassen rode bloedcellen geen DNA en kunnen ze geen RNA synthetiseren (hoewel ze wel RNA bevatten). Ze kunnen zich dus niet delen en hebben een beperkt herstelvermogen.
Eukaryotische cellen hebben een kern, een membraangebonden kamer waar DNA wordt opgeslagen, terwijl prokaryotische cellen dat niet hebben. Dit is de eigenschap die de twee groepen formeel scheidt. Eukaryoten hebben meestal andere membraangebonden organellen naast de kern, terwijl prokaryoten dat niet hebben.