Een
Met een zogenaamde d-dimeertest kan de arts zien of er in uw bloed sprake is van stolselvorming. Op basis hiervan kan de arts vaststellen of er wel of geen verder onderzoek nodig is.
De INR-waarde geeft aan hoe snel het bloed stolt
Er kunnen bloedstolsels ontstaan. Van nature is de INR-waarde 1. Afhankelijk van het soort aandoening waarvoor u antistollingsmedicijnen slikt liggen de streefwaarden in Nederland tussen de 2.0 en de 3.5.
Allereerst wordt er een d-dimeer waarde bepaald. Met deze waarde meten we de hoeveelheid afbraakproducten van de stolling in uw bloed. Als deze verhoogd zijn bestaat er een kans op een longembolie. Om de longembolie vast te stellen is er een CT-scan nodig van de longen.
Bij het vermoeden van trombose, zal er een echo van de bloedvaten worden gemaakt. Bij het vermoeden van een longembolie, wordt er meestal een CT-scan van de bloedvaten van de longen gemaakt. Hierbij wordt contrastvloeistof met jodium gebruikt.
Om vast te stellen of u een trombosebeen hebt maken we een echo van de beenaderen. Een normale ader is met een echo 'indrukbaar'. Bij een bloedprop in de ader kan deze niet meer samengedrukt worden.
Bij een doppleronderzoek meet de vaatlaborant met geluidsgolven de snelheid en de richting van de bloeddoorstroming in uw bloedvaten. het doppleronderzoek wordt gecombineerd met bloeddrukmetingen.
Voor de meeste D-dimeertests wordt een afkapwaarde gehanteerd van < 0,5 mg/l onder de voorwaarde dat deze klinisch is gevalideerd voor het veilig uitsluiten van een diepe veneuze trombose (DVT) of longembolie.
Hoe kun je het herkennen? Bij een DVT in de kuit of de dij wordt het been rood, en is het pijnlijk en gezwollen.Er is vochtopstapeling (oedeem). Dat merk je omdat je er putjes in kunt drukken.
Veelvoorkomende symptomen die horen bij een longembolie zijn een benauwd gevoel, pijn op de borst tijdens het ademhalen, een verhoogde hartslag en bloed ophoesten.
Er zijn drie factoren die daarbij een rol spelen: de toestand van de vaatwand, de toestand van de bloedstroom en de samenstelling van het bloed. Deze drie factoren worden de Trias van Virchow genoemd.
Goed bewegen is belangrijk om de afvoer van bloed uit het been te bevorderen. Na een trombose is het dan ook van belang om spoedig weer in beweging te komen, natuurlijk binnen de pijngrens. Lang staan en zitten is ongunstig en moet regelmatig worden afgewisseld met lopen.
Soms wordt een diepe veneuze trombose echter niet opgemerkt, en uit het zich alleen in geval van een longembolie, waarvan de symptomen zijn: Moeilijkheden bij het ademhalen met kortademigheid; Pijn bij diep ademhalen; Ophoesten van bloed.
Trombose is een aandoening die kan ontstaan in de (slag)aderen. Er ontstaat dan een bloedpropje, ofwel een trombus. Zo'n samenklontering van bloedcellen kan vervolgens leiden tot een verminderde bloedtoevoer in de bloedvaten – met allerhande gevolgen van dien.
Deze stollingsafwijking heet trombose. Hoewel een bloedpropje en trombose veel met elkaar te maken hebben, is het niet hetzelfde. Het gebeurt overigens nooit dat al het bloed stolt. Het is vaak maar een minuscuul beetje terwijl de rest van het bloed doorstroomt.
“De meest gebruikelijke weg is eerst bloedonderzoek, waarbij gekeken wordt naar zogeheten D-dimeer. Dat is een afbraakproduct van stolsels. Een verhoogde waarde kan wijzen op trombose. Is de waarde verhoogd, dan volgt echo-onderzoek van het been.
Vermoeide en zware benen, een tintelingen of gezwollen enkels kunnen allemaal tekenen van veneuze insufficiëntie zijn. Veranderingen in de aderen kunnen worden tegengegaan door de symptomen goed te interpreteren en tijdig preventieve maatregelen te treffen.
Doppler-onderzoek
Wanneer er sprake is van een vernauwing in een bloedvat, is de bloeddruk áchter de vernauwing lager dan vóór de vernauwing. De arts vergelijkt daarom de bloeddruk ter hoogte van de armen, met de bloeddruk ter hoogte van de enkels.
De INR-waarde is de snelheid waarmee uw bloed stolt: Bij een hoge INR-waarde duurt het lang voordat uw bloed stolt. U hebt dan meer kans op een bloeding. Bij een lage INR-waarde stolt uw bloed snel en hebt u kans op trombose.
Het plasmaniveau van D-dimeer, een fibrine-afbraakproduct (FDP), is bijna altijd verhoogd bij aanwezigheid van acute longembolie (LE) .
Om een DVT uit te sluiten, wordt de grenswaarde 500 ng/mL gebruikt. Om een LE uit te sluiten, is de afkapwaarde ook 500 ng/mL, maar die wordt aangepast aan de leeftijd. Voor patiënten ouder dan 50 jaar wordt deze formule gebruik: leeftijd x 10 ng/mL.
Door middel van doppleronderzoek kan de arts nagaan of er sprake is van een verstopping van de bloedvaten en evalueren hoe ernstig die is. Om verstopping of slecht functionerende kleppen in de diepe aders van de benen vast te stellen, wordt doppleronderzoek vaak uitgevoerd in combinatie met een echografie.
Symptomen die erop wijzen dat u mogelijk een slechte bloedsomloop heeft, zijn onder meer: Tintelingen in armen en benen. Gevoelloosheid in de armen en benen. Pijn in de ledematen die pulseert of steekt.
Bij perifeer vaatlijden kunt u de volgende verschijnselen hebben: pijn in de benen bij het lopen die weer overgaat als u even uitrust; kramp en pijn in uw beenspieren, meestal in uw kuiten; de huidtemperatuur van de ene voet is duidelijk lager dan die van de andere voet.