Er zijn open, gesloten en suggestieve vragen, controlevragen en tegenvragen.
De gerichte vraag of ook wel lineaire vraag kan zowel open als gesloten gesteld worden en vraagt naar concrete gegevens en feiten. Het antwoord is vaak kort en de vraag alleen leidt daardoor weinig tot uitdieping van het onderwerp. Voorbeelden: Wat is er gebeurd? / Heeft u verwondingen?
Met dergelijke vragen probeert men de ondervraagde te intimideren en imponeren om zo een gevormde hypothese of om een eigen vooroordeel bevestigd te zien. “Heb ik gelijk als ik zeg dat je daar was?” (weinig suggestief) of “Je was daar hè?” (sterk suggestief).
Een veel gemaakte fout is het stellen van een cocktailvraag. Dit zijn meerdere vragen in één zin. Voorbeeld: "Heeft u al een bestemming in gedachten en in welke periode gaat de reis plaatsvinden, om hoeveel personen gaat het precies?
Een belevingsonderzoek geeft antwoord op vragen die hiermee verband houden. Die antwoorden zijn niet objectief, want ze komen voort uit individuele, persoonlijke beleving en waarneming.
Circulaire vragen
Dit type vragen peilt naar patronen die mensen verbinden. Ze helpen om uit het lineaire en het causale denken te stappen (oorzaak → gevolg) en leggen de nadruk op de wederkerigheid in relaties.
Open vragen beginnen met: wie, wat, wanneer, waar, en ook hoe, hoe vaak, etc. Open vragen nodigen uit om je verhaal te vertellen en leveren veel informatie op. Gesloten vragen zijn 'ja'-/ 'nee'-vragen of meerkeuze vragen.
Concreet schrijven is zo schrijven, dat elke vraag die een tekst oproept, in de tekst zijn antwoord vindt onmiddellijk voor of na de vraag. Vragen die lezers zich tijdens het lezen stellen, zijn vragen die beginnen met woorden als: § Wie? § Wat?
Een indirecte vraag geeft inhoudelijk wel een vraag weer, maar heeft niet de vorm van een vraag. De woordvolgorde is anders dan bij een directe vraag en bij hardop lezen stijgt de intonatie niet zoals bij een vragende zin. De vraag is of een jeugdrechter dan nog onpartijdig kan zijn.
Je herkent een suggestieve vraag aan het feit dat het gewenste of verwachte antwoord er al in doorklinkt. Denk maar eens aan iemand bij de kassa van een restaurant staat te wachten. De vraag van de serveerster “U wilt ook betalen?” is een suggestieve vraag. Het antwoord is natuurlijk hoogstwaarschijnlijk “Ja”.
Je kunt negatieve vragen (negative questions) gebruiken om iets te benadrukken, een suggestie te doen, of om verbazing of twijfel te tonen. Je kunt een negatieve vraag ook gebruiken om bevestiging te vragen, over iets waarvan je het zelf al dacht te weten. Welke vorm hebben de werkwoorden in een negatieve vraag?
Een gesloten vraag begint niet met een vraagwoord maar met een werkwoord. “Ga je morgen beginnen?” “Wil je hier eigenlijk wel werken?” “Moet je niet even met Jan gaan praten?” De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden. Daarna kan hij gewoon zijn mond houden.
Een gesloten vraag is een vraag waarbij de antwoordmogelijkheden expliciet met de vraag worden meegegeven. In de literatuur worden vaak ja-neevragen en vragen met voorgegeven categorieën als gesloten vragen beschouwd. Voorbeelden van dergelijke gesloten vragen zijn: Heb je zin in koffie?
Een retorische vraag is een stijlfiguur waarbij iemand een vraag stelt, en daar geen antwoord op verwacht. Iemand zou bijvoorbeeld kunnen roepen: [Ben je helemaal gek geworden?] De steller van de vraag verwacht hier natuurlijk geen ja of nee op, maar wil aangeven dat hij denkt dat je gek bent.
Het circulaire interview heeft als doel om negatief, zichzelf herhalende interactiepatronen tussen personen in een groep tot 10 personen te doorbreken en te vervangen door een positiever patroon. Dit doel kan bereikt worden wanneer de negatieve intenties die aan elkaars gedrag worden toegeschreven uitgesproken worden.
Een diepte-interview kan je vergelijken met een gewoon sollicitatiegesprek. Hier legt de recruiter echter meer de nadruk op jouw persoonlijkheid. Hij of zij heeft als doel om jouw motivatie, werkervaring en vaardigheden af te toetsen. Zo kan de werkgever zien of er een match is tussen jou en de functie.
Soms hoor je ook wel eens een dubbele vraag terugkomen in één zin. Een bekend voorbeeld - bijvoorbeeld tijdens een vergadering of tijdens een leergesprek in het onderwijs - is "Ik ben wel benieuwd: wie is voor en wie is tegen?" Dit zijn eigenlijk twee vragen.
Explorerende vragen zijn per definitie “open vragen”: ze zetten aan tot vertellen in plaats van een ja/nee reactie uit te lokken. En ze zijn niet suggestief. Dus niet: “Heb je al eens aan een dagcentrum gedacht?”, maar wel: “Hoe sta je tegenover het dagcentrum?”
Verdiepingsvragen: Vragen door op het antwoord dat je hebt gekregen. Wat bedoel je met…, wat betekent…, wie bedoel je met…, etc. Ze dienen om de kern boven tafel te krijgen.