3 Vijf rijken Deze indeling maakt een onderscheid in moneren,
De levende wezens op aarde zijn verdeeld over vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren. Let op: virussen zijn geen levende wezens en behoren daarom niet tot een van de rijken. Ze bestaan ook niet uit cellen. Bacteriën, schimmels, planten en dieren bestaan overigens wel uit cellen.
De regionale verdeling van de Zeven Koninkrijken met van boven naar beneden het Noorden, de Vallei, de Rivierlanden, de IJzereilanden, de Westlanden, de Kroonlanden, het Bereik, de Stormlanden en Dorne.
De taxonomie is de biologische vakwetenschap die zich bezig houdt met het indelen van de bekende soorten organismen. In de 20e eeuw werden alle wetenschappelijk beschreven organismen ingedeeld in een van de zogenoemde "vijf rijken": bacteriën, schimmels, planten, dieren en protisten.
Linnaeus onderscheidde in de natuur drie rijken: het mineralenrijk, het plantenrijk en het dierenrijk. Het onderscheid tussen de drie rijken was volgens hem eenvoudig.
Dierlijke cellen zijn gemakkelijk te herkennen omdat ze geen celwand hebben. Een cel zonder celwand is dus altijd dierlijk. Plantencellen zijn de enigen met bladgroenkorrels , dus zie je die groene stipjes in je cel, dan weet je al dat je met een plant te maken hebt.
Voorbeelden van organismen zijn dieren, planten, schimmels, protisten, bacteriën en archaea.
In de rijken der dieren, planten en schimmels komen eencellige en meercellige organismen voor. Protisten zijn ééncellige diertjes met een celkern. Algen zijn ééncellige planten met een celwand, bladgroen en een vacuole. Gistcellen zijn ééncellige schimmels met een celwand, met een vacuole, maar zonder bladgroenkorrels.
Als iets leeft dan vertoont het de levensverschijnselen. Het kan dan bijvoorbeeld eten of bewegen. Als iets dood heeft het geleefd. Het leven van het organisme is voorbij.
Het Mongoolse Rijk staat bekend als het grootste aaneengesloten landrijk in de geschiedenis van de wereld en werd opgericht door Genghis Khan, die in 1206 de nomadische Mongoolse stammen verenigde.
Het Britse Rijk bereikte in 1921 zijn grootste omvang van bijna 33.000.000 km² (bijna een kwart van het landoppervlak van de aarde) en was daarmee samen met het Mongoolse Rijk het grootste wereldrijk dat ooit op aarde heeft bestaan.
Er zijn zeven levensverschijnselen: ademhalen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, voortplanten en waarnemen.
Op de middelbare school leren we bij biologie dat levende wezens zich onderscheiden van de levenloze natuur doordat ze voldoen aan zeven kenmerken: ademen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, waarnemen en voortplanten.
Een organisme dat geen levenskenmerken meer vertoont is dood. Iets dat nooit heeft geleefd noem je levenloos. De natuur bestaat uit zowel levende als niet-levende onderdelen.
Er zijn ontzettend veel organismen op de wereld. Als organismen op elkaar lijken, dan wordt het een soort genoemd. Om te soorten uit elkaar te halen zijn ze opgedeeld in 4 rijken: planten, dieren, bacteriën en schimmels.
Een plantaardige cel is een cel zoals die bij planten en algen voorkomt. Zo'n cel bestaat van buiten naar binnen uit een celwand, een membraan, een laagje cytoplasma en een vacuole: de grote, centrale ruimte die gevuld is met water en opgeloste stoffen.
Cellen van onder andere dieren, planten en schimmels hebben een celkern. Deze organismen worden eukaryoot ('eu' = echt, 'karyon' = kern) genoemd. Alle soorten met een celkern behoren tot de Eukarya, een van de drie 'domeinen' van het leven.
Cytoplasma of celvocht
In de cel bevindt zich een vloeistof, cytoplasma genoemd, waarin alle celonderdelen liggen. Het cytoplasma is een waterige oplossing van eiwitten, mineralen en suikers, die het inwendige van de cel beschermt.