Meetniveaus. Het meetniveau geeft aan hoe precies de data zijn verzameld. Er zijn vier meetniveaus: nominaal, ordinaal, interval en ratio.
Elk van de vier schalen (d.w.z. nominaal, ordinaal, interval en ratio ) biedt een ander type informatie. Meting verwijst naar de toewijzing van getallen op een betekenisvolle manier, en het begrijpen van meetschalen is belangrijk voor het interpreteren van de getallen die aan mensen, objecten en gebeurtenissen zijn toegewezen.
Nominaal: De data kunnen alleen worden gecategoriseerd (geen rangorde). Ordinaal: De data kunnen worden gecategoriseerd en gerangschikt.Interval: De data kunnen worden gecategoriseerd en gerangschikt en er zijn gelijke intervallen tussen de categorieën.
Ratio meetniveau
Bij het rationiveau is er wél sprake van een absoluut nulpunt, naast dat je categoriseerbare data hebt die je kunt ordenen én die gelijke intervallen hebben. Dit betekent dat als er 0 van iets is, dat aspect helemaal ontbreekt. Denk aan leeftijd.
Meetniveaus. Het meetniveau geeft aan hoe precies de data zijn verzameld. Er zijn vier meetniveaus: nominaal, ordinaal, interval en ratio.
Discrete variabelen zijn variabelen die geen tussenwaarden kunnen aannemen. Bijvoorbeeld het aantal kinderen in een gezin, een score op een toets van veertig meerkeuzevragen, leeftijd, schoenmaat, enzovoort. Continue variabelen zijn variabelen als lengte, gewicht, buitentemperatuur, tijd, enzovoort.
Een voorbeeld van een ordinale variabele is “Leeftijd”. Je kunt de data bijvoorbeeld verdelen over 0-18, 19-34, 35-49 en 50+, en deze categorieën kun je in een logische volgorde zetten.
Kwantitatief onderzoek heeft betrekking op getallen en statistiek, terwijl kwalitatief onderzoek over woorden en betekenissen gaat.
Net zoals met de natuurlijke getallen de elementen in een eindige verzameling in een volgorde gezet kunnen worden door de elementen te tellen, zijn ordinaalgetallen ook een soort getallen om objecten in een gegeven volgorde te plaatsen.
Bij een IQ tot 120 spreekt men van een bovengemiddeld intelligentieniveau en bij een IQ tot 130, spreekt men van een begaafd intelligentieniveau. Een hoogbegaafd kind heeft een IQ dat hoger is dan 130. Desalniettemin is hoogbegaafdheid meer dan intelligentie, want dat is slechts de score uit een intelligentieonderzoek.
IQ-scores zijn ordinale scores en worden niet uitgedrukt in een intervalmeeteenheid. Naast het gerapporteerde foutinterval rond IQ-testscores, kan een IQ-score misleidend zijn als een testgever de gestandaardiseerde administratie- en scoringsprocedures niet heeft gevolgd.
IQ van 70/75 is bovengrens van intellectueel functioneren
Zwakbegaafd: IQ 70/75-85/90. Lichte verstandelijke beperking: IQ 50/55-70. Matige verstandelijke beperking: IQ 35/40-50/55. Ernstige verstandelijke beperking: IQ 20/25-35/40.
Nominaal niveau: Dit is het eenvoudigste meetniveau, waarbij gegevens worden gecategoriseerd in onderling exclusieve groepen zonder intrinsieke volgorde of rangschikking . Voorbeelden van nominale schalen zijn geslacht (mannelijk, vrouwelijk) of oogkleur (blauw, bruin, groen).
Er zijn 4 meetniveaus, die van laag naar hoog kunnen worden gerangschikt: Nominaal: de gegevens kunnen alleen worden gecategoriseerd. Ordinaal: de gegevens kunnen worden gecategoriseerd en gerangschikt. Interval: de gegevens kunnen worden gecategoriseerd en gerangschikt, en gelijkmatig worden verdeeld .
Iets gemeten op een ratio schaal heeft dezelfde eigenschappen als een interval schaal, behalve dat er bij een ratio schaal een absoluut nulpunt is . Temperatuur gemeten in Kelvin is een voorbeeld. Er is geen waarde mogelijk onder 0 graden Kelvin, het is absoluut nul.
Leeftijd, geslacht, lengte, gewicht, kleur ogen noem je variabelen. Kwalitatieve variabelen zoals "geslacht" en "kleur ogen" geven een eigenschap (kwaliteit) weer. Kwantitatieve variabelen hebben een getalswaarde, zoals "leeftijd" , en je kunt ermee rekenen.
Bij een case study doe je geen onderzoek onder een grote steekproef. Je gaat je in plaats daarvan in detail verdiepen in één specifiek persoon of fenomeen of één specifieke groep, organisatie of gebeurtenis. Zo krijg je diepgaand inzicht in die ene case of in een paar cases.
Samenvatting. Cross-sectioneel onderzoek, ook wel correlationeel onderzoek genoemd, is onderzoek waarin onderzoekers, op één bepaald tijdstip één situatie of aspect observeren. Er is geen sprake van een interventie, noch van randomisatie.
U kunt de reeks jaren modelleren als een continue variabele . Op basis hiervan kunt u lineaire regressie of meer geavanceerde smoothing-functies toepassen. Aan de andere kant kunnen jaren ook worden benaderd als geordende, discrete variabelen, d.w.z. ordinale variabelen.
Interval: De data kunnen worden gecategoriseerd en gerangschikt en er zijn gelijke intervallen tussen de categorieën. Ratio: De data kunnen worden gecategoriseerd en gerangschikt, de intervallen zijn gelijk, en er is een absoluut of betekenisvol nulpunt.
Het grote verschil tussen discrete en continue variabelen is dus dat continue variabelen alle waardes kunnen aannemen, terwijl discrete variabelen slechts een beperkt aantal getallen of opties heeft.
Discrete of continue variabelen
Continue variabele: als de variabele elke waarde tussen de ondergrens en bovengrens kan aannemen. Voorbeeld: de prijs van een portie patat. De waarde kan alle getallen aannemen.
Eindantwoord:
Het aantal jaren dat een koppel getrouwd is, is een continue variabele omdat tijd gemeten kan worden in precieze eenheden en niet beperkt is tot hele getallen. Dit verschilt van discrete variabelen die telbaar zijn en van categorische variabelen die kwalitatief zijn.
Een geslacht, kleur, kompasrichting, diersoorten, postcode of je studentnummer zou je kunnen beschouwen als een nominale variabele.