Beeldhouwkunst in de Griekse oudheid
Hierin werden mensen vaak frontaal, statisch weergegeven. Kenmerkend zijn starende ogen en bevroren glimlach Later werd het menselijk lichaam goed bestudeerd en werd anatomie belangrijker. Er werd gebruik gemaakt van perfecte vormen en ideale verhoudingen.
De kunst van het oude Griekenland wordt stilistisch gewoonlijk verdeeld in vier perioden: de geometrische, archaïsche, klassieke en hellenistische periode.
Voor de Grieken hadden de beelden bijna altijd een godsdienstige betekenis. Ze werden gemaakt in het kader van hun religie. De Romeinen daarentegen gebruikten de beelden ook ter decoratie in hun huis of tuin; pure luxe. De van oorsprong bronzen Griekse beelden, werden door de Romeinen in marmer gekopieerd.
Het grootste verschil tussen de Grieken en Romeinen bij de beeldhouwkunst is wel dat de Grieken altijd een 'perfect' menselijk lichaam afbeelden terwijl de Romeinen meer realistische beelden maakten.
In de klassieke Griekse kunst (voor het Hellenisme) wordt de mens vaak geïdealiseerd weergegeven, terwijl de Romeinen tijdens de republiek meer streefden naar realisme. Net als de oude Grieken gebruikten de Romeinen zowel brons als marmer.
De bouwkunst
De Grieken maakten gebruik van architraafbouw, maar dat hield in dat er veel zuilen nodig waren om het gewicht te dragen. De Romeinen daarentegen hadden de kennis van gewelfbouw en ze ontwikkelden de tongewelven verder tot de kruisgewelven, die uiteindelijk leidde tot de ontwikkeling van koepelgewelven.
De klassieke oudheid begint gewoonlijk met de archaïsche periode van het oude Griekenland, Oudgrieks: Ἑλλάς, in de 8e eeuw v. Chr. en eindigt met de val van het West-Romeinse Rijk in 476 na Chr. Centraal staat daarbij de geschiedenis van het oude Griekenland en het oude Rome.
De berg Olympus wordt ook wel de zetel van de oppergod Zeus genoemd en is de woonplaats van de 12 belangrijkste goden, waaronder Hera, Poseidon en Aphrodite. De oude Grieken dachten er niet over om het heiligdom te betreden. Pas in 1913 stond de eerste mens op de top van berg Olympus.
Armen en neuzen gaan als eerste verloren
Zo zijn de armen, hoofden en neuzen kwetsbaar. Deze lichaamsdelen breken doorgaans als eerste af als een oud en poreus beeld te maken krijgt met stoten of klappen. De lichaamsdelen die vastzitten – zoals de benen – zullen daarentegen niet zo snel vergaan.
De oude Grieken hadden net als de oude Egyptenaren niet één god, maar meerdere goden. Zij beleden hun veelgodendom (polytheïsme) in tempels die werden gebouwd en onderhouden door de polis – de gemeenschap of staat. Diezelfde gemeenschap was verantwoordelijk voor de cultus waarmee de godsdienst werd omgeven.
In de Griekse oudheid was brons het belangrijkste materiaal om beelden te maken. Toch zijn er minder dan 30 originele Griekse bronzen bewaard gebleven. Waarschijnlijk zijn veel Griekse beelden in de loop der jaren kapot gegaan en vervolgens omgesmolten tot gebruiksvoorwerpen en wapens.
De klassieke beschaving van de oude Grieken (8ste-4de eeuw v. Chr.) kenmerkte zich door een culturele en politiek-militaire expansie die tot ver buiten de landsgrenzen reikte. Het leidde tot een rijkdom aan ontwikkelingen op het gebied van de beeldende kunst, bouwkunst, politiek, economie en landbouw.
De beelden werden gemaakt van grijswitte kalksteen of van wit marmer, beide lokale steensoorten. Er werden massieve rechthoekige blokken gebruikt. Ze werden voorbereid (de ruwe vorm uitgehakt) in of nabij de groeve.
In de klassieke periode (600-300 v Chr.) bevoeren de Grieken (naast de Atheners ook de koloniën in Klein-Azië en Italië) o.a. de Egeïsche Zee en versloegen er hun Perzische vijand. Alexander de Grote verspreidde de Griekse cultuur over het gehele gebied. Zo'n 300 jaar voor Christus kwam de Romeinse Republiek op.
De tijd van de Grieken en Romeinen liep van 3000 voor Christus tot 500 na Christus. We noemen deze tijd ook wel de oudheid. In Griekenland ontstond er een stedelijke cultuur. In een polis, de Griekse benaming voor stad, vervulden edelen de belangrijkste functies.
De Vroegmoderne Tijd (ca. 1450-1800) is een specifiek door historici vastgesteld tijdvak dat ook wel eens aangeduid wordt als de Nieuwe Tijd of als ancien régime. Deze historische periode begon omstreeks het einde van de Middeleeuwen en duurde tot de moderne tijd, die rond 1800 begon.
In de 5e en 4e eeuw v.C. ontwikkelden de Grieken hun bouwkunst en beeldhouwkunst tot op hoog niveau. Na de verovering van Griekenland namen de Romeinen de Griekse vormentaal over en voegden er eigen elementen aan toe. Deze Grieks-Romeinse mengcultuur wordt klassiek genoemd, vanwege de latere navolging.
De verfijnde Griekse cultuur vormde een basis voor die van de Romeinen. Zaken als de Griekse goden, architectuur en kunst werden klakkeloos gekopieerd. Het Grieks was zelfs de lingua franca in grote delen van het rijk. Het literaire werk van grootheden als Homerus was de inspiratiebron voor vele Romeinse schrijvers.
De Grieks-Romeinse cultuur
Veel bekende denkers zoals Aristoteles, Plato en Socrates hebben een begin gemaakt met wetenschappen als de filosofie, maar ook bijvoorbeeld het begin van de medische wetenschap en de geschiedschrijving komt uit deze periode.
Grieken en Romeinen
De Grieken waren liefhebbers van mozaiek, dit bleek uit hoe vaak en in welke vormen zij mozaiek begonnen te leggen. De stijl van de Grieken werd in de derde eeuw voor Christus ontwikkelt. Het onderwerp van deze ontwerpen waren vaak mythologische wezens, god, rijkdom en de natuur.
Veel Romeinen hadden bewondering voor de Griekse cultuur. In 146 v.C. veroverden zij Griekenland.Daardoor nam de Griekse invloed op de Romeinse cultuur toe. Het gevolg was dat er een mengcultuur ontstond: de Grieks-Romeinse cultuur.
De Romeinse cultuur heeft zich doorheen bijna 1500 jaar lange geschiedenis van het oude Rome ontwikkeld en ook veranderingen gekend. Een belangrijk aspect van deze cultuur was de taal van de Romeinen, het Latijn, met geschiedschrijvers zoals Tacitus en de dichters Vergilius, Horatius, Ovidius en Propertius.