Een muntje van 1 cent uit Monaco, uit 2001 of 2002, is om en bij de 100 euro waard. Hetzelfde geldt voor een muntje van 2 cent uit het Vaticaan uit 2002 of 2003. Nog een zeldzaam rostje is dat van 1 cent dat Finland in 2001 uitgaf. Dat is 10 euro waard.
Maar sommige munten zijn meer waard dan dat ze op het eerste gezicht lijken. Zo heb je 2 euro munten die 15 euro waard zijn en 1 centjes die 6000 euro waard kunnen zijn. Dus voordat je die kleintjes in je portemonnee voor lief neemt, kun je ze beter nog eens een keer goed bekijken.
Indien u uw verzameling wilt verkopen, kunt u contact opnemen met de afdeling Klantenservice via [email protected] of 030-2910410. Zij kunnen u dan een geschikte partij adviseren om u verder te helpen.
Met de Muntwet van 1948 Kwam het Kwartje van nikkel. Het Kwartje Vaak wordt een heitje genoemd. Dit is de vijfde letter van het Jiddische alfabet voldaan als getalswaarde Vijf. Een heitje staat dus voor Vijf stuivers.
Een setje van vier Nederlandse munten uit 1948 heeft vandaag op een veiling in IJsselstein 29.500 euro opgebracht. Volgens veilinghuis MPO is dit 'uitzonderlijke bedrag een recordprijs" voor Nederlandse munten van na de Tweede Wereldoorlog. Het setje werd in 1948 geslagen bij 's Rijksmunt in Utrecht.
Controleer de munt om de conditie te bepalen.
De waarde van een munt is sterk afhankelijk van de conditie. Munten met een hogere kwaliteit zijn meestal meer waard dan munten die gebreken vertonen of vuil zijn. Ongebruikte munten staan bekend als 'niet in omloop gebracht'.
Dit doet u bij de Nederlandsche Bank (DNB) in Haarlem. Guldenmunten (als dubbeltjes en rijksdaalders) kunt u bij DNB niet meer omwisselen. Andere valuta kunt u alleen omwisselen in het land waar het geld vandaan komt.
Eén eurocent is één honderdste deel van €1,00, dus €1,00 : 100 = €0,01. Twee euro schrijf je als €2,00. Twee eurocent is één honderste deel van €2,00, dus €2,00 : 100 = €0,02.
Muntgeld wordt gemaakt van metaal. De verschillende munteenheden worden gemaakt van verschillende soorten metaal: • De 1, 2 en 5 eurocent munten zijn gemaakt van verkoperd staal (= een metaalsoort). De 10, 20 en 50 eurocent munten zijn gemaakt van koper, aluminium, zink en tin.
Zo werden er in de periodes van Koning Willem I, II en III en van koningin Wilhelmina munten geslagen die zwaarder waren in gewicht en een hoger zilverpercentage bevatten. Sommige van deze zilveren guldens zijn tegenwoordig zeer zeldzaam, waardoor ze bij verzamelaars een hogere winst kunnen opleveren.
Een stuiver is een voormalig Nederlands muntstuk met een waarde van 1/20 gulden. Deze waardeverhouding bestaat sinds de invoering van de carolusgulden en de stuiver door Keizer Karel V in 1521. De oudste bekende vermelding van de stuiver als muntstuk dateert echter van 1404.
Nnl. cent 'honderdste deel van een gulden' [1816; WNT], in dat jaar ingevoerd onder koning Willem I. Wellicht ontleend aan Amerikaans-Engels cent, in 1782 gesuggereerd als naam voor 'gedeelte van een dollar' en in 1786 als zodanig ingevoerd [OED], afgeleid van Latijn centum 'honderd', verwant met → honderd.