Bij weinig licht moet je zoveel mogelijk licht binnenlaten om een goede belichting te krijgen en de details in de scène vast te leggen. Gebruik hiervoor een groot diafragma (laag f-getal).
Wanneer er weinig licht is om mee te fotograferen kan een lange sluitertijd al gauw voor bewegingsonscherpte zorgen. Je foto zal dan dus vlekkerig en niet scherp zijn! Het instellen van een kortere sluitertijd kan helpen dit te voorkomen. Probeer dus een sluitertijd in te stellen van 1/100 van een seconde of lager.
Lichtsterke lenzen presteren goed in situaties met weinig of slecht licht. Een objectief met een diafragma van f/2.8 of groter (dat is een lager f-getal zoals f/1.4 of f/1.2) wordt als lichtsterk beschouwd.
Wanneer je in een donkere omgeving wilt fotograferen, is het belangrijk dat de lens optimaal gebruik maakt van het kleine beetje licht dat aanwezig is. Gebruik daarom een lens met een groot maximaal diafragma, bijvoorbeeld f/1.4 of f/2.0. Door de grote diafragmaopening valt zo veel mogelijk licht op de sensor.
Wat is onderbelichting ( te donkere foto's )?
Onderbelichting spreekt eigenlijk al voor zich, er is te weinig licht op je sensor gevallen wat zorgt voor een erg donkere foto of plekken die helemaal zwart zijn, het kan natuurlijk ook gebeuren dat je de dop nog op je lens hebt zitten…
Het diafragma en de sluitertijd zijn essentieel voor een goede belichting. Het diafragma is de grootte van de lensopening die het licht doorlaat en regelt de hoeveelheid licht. Hoe groter het getal na f/, hoe kleiner de diafragmaopening. Daardoor valt er minder licht op de sensor.
Is er minder, dan zal de camera automatisch langer belichten en meer licht verzamelen om een te donkere (onderbelichte) foto te voorkomen. Is er juist een meer dan gemiddelde lichthoeveelheid, dan belicht de camera vanzelf korter om te voorkomen dat overbelichting optreedt.
Tip 1: Gebruik een groothoekzoom voor avondfotografie
In de stad is een groothoeklens een goede keuze omdat gebouwen vaak dicht op elkaar staan. Als je geen groothoeklens hebt, kies dan een lens die daar qua kwaliteit en beeldhoek bij in de buurt komt (zoals een 18-55mm lens op de 18mm stand).
Voor gemiddelde vastgoed- en interieurfotografie heb je minimaal een 24 mm-lens nodig. Indien je meer te besteden hebt, koop dan een 17 mm. Tot de standaarduitrusting van onze fotografiedocent behoren de 17 - 40 mm (1.4) en de 24 -70 mm (1/2.8).
Aangezien het meestal de bedoeling is om het landschap volledig scherp weer te geven, heb je voldoende scherptediepte nodig. Stel daarom de camera in op de diafragma voorkeuze stand (A(v)) met een diafragma tussen f/11 tot f/14.
Wanneer je gebruik maakt van een langere sluitertijd, geeft je de camera als het ware langer de tijd om licht naar binnen te laten vallen, waardoor je foto uiteindelijk lichter zal worden. Hoe langer de sluitertijd, hoe meer licht er kan vallen op de sensor van je camera.
Bij lichtsterke objectieven zie je dat het kleinste getal kan gaan naar bijv. f/2.8 of zelfs f/1.4. Hiermee kan je het scherptediepte gebied aanzienlijk verkleinen en dus je onderwerp nog meer isoleren van voor- en achtergrond. Bijkomend voordeel is de prachtige bokeh die je krijgt bij deze kleine scherptediepte.
1/60 seconde is voor een foto uit de hand dan ook prima. Wanneer je een statief gebruikt, kun je nog veel lagere sluitertijden gebruiken. Gebruik bijvoorbeeld juist een hele lange sluitertijd zodat de lucht wel beweegt, maar het landschap niet.
Kies de juiste instellingen voor scherpe foto's
Een mogelijke oplossing is je camera instellen op sluitertijdenvoorkeuze en een sluitertijd kiezen waarvan je zeker weet dat die scherpe foto's zal opleveren. Ook kun je de ISO-waarde van je camera met een of meerdere stops verhogen.
Ik maak gebruik van verschillende lenzen, maar de 24-70 en de 50 mm hebben mijn voorkeur. Ook heb ik altijd een back-up-camera mee, voor het geval dat ik voor vervelende onverwachte verrassingen zou komen te staan.
In de nachtfotografie leeft het diafragma meestal ergens tussen de F/8 en de F/16. Meestal wil je alles scherp op de foto krijgen met een groot scherptegebied. Staat er een voorgrond onderwerp dicht bij, dan zal je richting de F/16 gaan, anders is F/8 een goed uitgangspunt bij een camera met een APS-C sensor.
De grootte van de diafragmaopening bepaalt hoeveel licht er op de sensor valt. Wanneer je 's nachts foto's maakt, kies je het liefst voor een groot diafragma omdat er weinig licht is. Ik fotografeer 's avonds liever vanaf een statief. Ik kies voor een lage ISO en een diafragma van ongeveer F/11.
Gebruik een statief zodat je met een sluitertijd van seconden kunt werken en eventueel een afstandsbediening om camerabeweging te voorkomen. Zo kun je bijvoorbeeld een sluitertijd van 15 seconden gebruiken om de skyline in de avond te fotograferen.
De sluitertijd bepaalt hoe lang er licht op de sensor van je camera valt. Zo lang de sluiter van je camera open staat, komt er licht op de sensor. Hoe lang de sluiter open staat, heeft invloed op hoe een beweging in beeld komt: bewogen of 'bevroren'.
De nachtmodus wordt automatisch ingeschakeld wanneer de camera detecteert dat er weinig omgevingslicht is. Het symbool 'Nachtmodus' bovenaan het beeldscherm wordt geel wanneer de functie actief is. Het maken van een foto in de nachtmodus kan snel gaan, maar kan ook enkele seconden duren.
De belichtingsdriehoek is de samenvattende term voor de drie belangrijkste hoofdinstellingen van fotografie: de sluitertijd, het diafragma en de ISO-waarde. Deze drie instellingen bepalen de belichting van je foto en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Hoe werkt de belichtingsdriehoek? De belichtingsdriehoek laat zien dat de verhouding tussen deze drie variabelen precies goed moet zijn, alleen dan vormen ze samen een mooie gelijkzijdige driehoek. Dit kun je zien als een teken dat de foto goed belicht is en dus niet te licht of te donker.