Dit schelpenzand met anijs bestaat uit wit zand gemengd met oesterschelpen en anijs, die helpen bij het vermalen en verteren van granen voor een betere spijsvertering.
De schelp (of bij slakken ook wel het 'slakkenhuis') is een uit kalk (calciet en/of aragoniet) en andere mineralen bestaand (meestal) uitwendig skelet, dat door een weekdier (stam der Mollusca) wordt aangemaakt.
Elk weekdier heeft kalkklieren, die zitten in een dun vliesje om het diertje heen. Met deze klieren maakt het diertje kalk en zo ontstaat de schelp. Hoe meer het weekdier groeit, hoe groter hij zijn huisje bouwt! Als het diertje dood gaat blijft zijn schelp bestaan en die vind jij dan weer op het strand!
Schelpen zijn de harde delen van weekdieren die deze dieren stevigheid geven. De schelpen op het strand zijn bijna altijd van tweekleppigen, slakken of inktvissen. Vaak zijn lege schelpen op het strand al honderden jaren oud, zo niet duizenden jaren.
Schelpenzand met Anijs is zuiver gemaakt door desinfectie op zeer hoge temperatuur en omdat het stofvrij is, heeft het geen effect op de luchtwegen van uw vogels. Aan het zand is steranijs toegevoegd dat een heerlijke geur geeft die andere vieze geuren vermindert.
Eigenlijk handig, want zo worden ze niet meegesleurd door de zeestroming. Ze kunnen wel maar een paar weken zwemmen voordat ze zich voorgoed nestelen op de zeebodem.
Het grootste gedeelte van de schelp bestaat uit kalk. De kalk wordt door het weekdier uit water gehaald waar het in leeft. Met behulp van zijn kalkklieren maakt het weekdier de schelp. Hoe groter het weekdier wordt, des te groter de schelp wordt.
Als er weinig kalk in het water zit, dan is de schelp dun. In de winter groeit de schelp minder dan in de zomer. En daardoor ontstaan er smalle en brede groeibanden. Hieraan kun je zien hoe oud de schelp is.
Naast ratten staan zoetwatermosselen ook op het menu van een aantal vogelsoorten (bv. Blauwe Reiger en Zwarte Kraai). Ook Waterhoen en Meerkoet eten vaak mosselen, al gaat hun voorkeur vooral uit naar de kleinere driehoeksmosselen.
De doopvontschelp is het grootste thans levende tweekleppige weekdier. De lengte van de schelp is meer dan anderhalve meter en het dier kan rond de 250 kilo zwaar worden. De schelp is vrij bol en heeft zowel lichte groeven in de breedte als een sterk golvende schelprand. De kleur van de schelp is meestal bruin of wit.
Een schelp is het huisje van een dier. Als je een schelp vindt en er zit geen diertje meer in, dan betekent dat dat het diertje niet meer leeft. Een schelp is gemaakt van kalk. De dieren die een huisje van kalk hebben, noemen we weekdieren.
Lekker als voorgerecht, in pasta's of op een zeevruchtenschotel. Meestal worden ze gekookt of gestoomd, maar ook gewokt of gegrild smaken ze heerlijk.
Het kleurpatroon van de schelp wordt voornamelijk bepaald door de pigmenten die de mantel, een lichaamsdeel van het weekdier, aanmaakt. Er zijn inmiddels drie klassen van pigmenten ontdekt: melanine, tetrapyrrool en carotenoïde. Deze soorten pigment kunnen echter in een overlappende reeks van kleuren zichtbaar zijn.
Bij een wandeling op het strand is de kans groot dat je ze tegenkomt: zeeschuim. Het is de bijnaam van het rugschild van de inktvis. Inktvissen zijn goede zwemmers die grote afstanden kunnen afleggen. Soms spoelen de dieren zelf op onze kust aan, maar veel vaker de losse rugschilden.
De tepelhoorn slak heeft een tong met hieraan hele scherpe tandjes. Deze tong gebruikt hij om een gaatje in de schelp van zijn prooi te maken. Met heel veel geduld lukt het de slak om met zijn tong en speeksel het kalk van de schelp zacht te krijgen.
Schelpkenmerken. De mossel heeft een langwerpig asymmetrisch driehoekige, betrekkelijk dunschalige maar stevige schelp. Er is een zeer onopvallend slot, bestaande uit enkele zeer kleine tandjes.
Als je gaat zoeken naar schelpen, moet je de windrichting goed in de gaten houden. Voor het Zwin en Cadzand geldt dat je fossielen schelpen het beste kunt gaan zoeken na een harde zuidwesten of westenwind, dus bij een 'aanlandige' wind. Die woelt namelijk de onderlagen naar boven.
De oudste levende dieren met een actief voortplantingssysteem zijn noordkrompen, twee-kleppige schelpdieren. De recordhouder haalde 507 jaar en werd in Ijsland aangetroffen. 'Ze zijn ook in de Noordzee te vinden, maar leven in diep water en spoelen slechts zeer zelden aan', zegt weekdierexpert Thiery Backeljau (KBIN).
Mantelschelpen hebben lichtgevoelige organen, 'catadioptrische ogen', die op kleine tentakeltjes aan de mantelrand staan. Deze 'ogen' werken door weerkaatsing en kunnen licht van donker onderscheiden. Hierdoor kunnen zij eventuele vijanden waarnemen en daarop reageren.
1. Fossiele schelpen laten geen, of sterk verminderd, licht door in verge- lijking met recente schelpen, wanneer men ze voor een felle lichtbron houdt (zoals een bureaulamp). 2. Fossiele schelpen hebben minder kleur, of zijn juist sterk verkleurd in vergelijking met recente schelpen.
Kwallen, krabben en schelpen herkent iedereen wel. Er spoelt nog veel meer aan: stukken net, touw, plastic, lege melkpakken en flessen, vaak gedumpt vanaf schepen. Ook badgasten laten afval en verloren voorwerpen achter. Mensen die op het strand naar waardevolle dingen zoeken heten jutters.
De Noordzee is een toplocatie voor schelpdieren. De zee is ondiep, redelijk veilig en bulkt van het voedsel. Op onze stranden kan je daarom wel een paar honderd soorten schelpen en slakken vinden. Bijna de helft is verbazingwekkend oud, vaak enkele duizenden jaren.
Abalone-schelpen zijn dikke zeeschelpen die schitteren in de prachtige iriserende kleuren van parelmoer. Ze houden de energie van de oceaan vast en brengen een sterke kalmerende en genezende energie, waardoor je verbonden kunt blijven met de zee - waar je ook bent.
Een vrouwelijk schelpdier schiet eitjes af in het water. Een mannetje doet hetzelfde, maar dan met zaadjes. Als die eitjes en zaadjes samenkomen ontstaat er een kleine larve.