Om met antidepressiva te stoppen, moet dit langzaam afgebouwd worden. Daar kunnen heel wat ontwenningsverschijnselen bij komen kijken: angsten, slaapproblemen, onrustig, hoofdpijn en griepverschijnselen. Het is dan des te moeilijker om te stoppen met het medicijn.
Zweten, slecht slapen, maagklachten, misselijkheid; onrust ; angst; gespannenheid. Bij zwaar drinken: trillen; epileptische aanval, delirium. Onrust; slaapstoornissen; niet kunnen concentreren; maagdarmstoornissen. Zweten; problemen met inslapen; nachtmerries, rillen; hoofdpijn; prikkelbaarheid; onrust; angst.
Onttrekkingsverschijnselen zijn voor alle antidepressiva ongeveer gelijk. U kunt zich grieperig gaan voelen, zweten, rillen, spierpijn hebben, u zwak voelen, trillen en een verminderde eetlust hebben. Ook kunt u hoofdpijn krijgen. Klachten als diar- ree, misselijkheid, braken en buikpijn komen ook vaak voor.
Je kunt te maken krijgen met ontwenningsverschijnselen en dit kan tijdelijk invloed hebben op je werkvermogen. Twee tot tien dagen na het stoppen met medicijnen kun je last krijgen van een toename van de hoofdpijn, depressieve gevoelens, lusteloosheid, misselijkheid en slaapstoornissen.
De klachten treden meestal een aantal dagen na de dosisverlaging op en duren meestal ongeveer 1 tot 4 weken. Over het algemeen geldt: hoe sneller je afbouwt, hoe ernstiger de onttrekkingsverschijnselen.
In dezelfde volgorde als de eliminatiehalfwaardetijd (T½) afneemt, neemt de incidentie van onttrekkingsverschijnselen toe. Paroxetine bijvoorbeeld heeft een halfwaardetijd van minder dan een dag en fluoxetine van tussen de één en drie weken.
Er is wel een probleem als je zou willen afbouwen: het probleem met langdurig gebruik van antidepressiva is dat het brein ertegen gaat vechten. Wil je dan stoppen dan zul je niet zelden te maken krijgen met allerlei ontwenningsverschijnselen die lijken op de oorspronkelijke aandoening.
Medicijnen tegen depressie kunnen bijwerkingen geven. Vaak gebeurt dat in de eerste weken nadat u het medicijn bent gaan slikken. Dus nog voordat u zich door de medicijnen beter voelt.
Om met antidepressiva te stoppen, moet dit langzaam afgebouwd worden. Daar kunnen heel wat ontwenningsverschijnselen bij komen kijken: angsten, slaapproblemen, onrustig, hoofdpijn en griepverschijnselen. Het is dan des te moeilijker om te stoppen met het medicijn.
Lichamelijke en geestelijke klachten hangen vaak samen.
Bij het stoppen kan je last krijgen van onrust, angsten, slaapproblemen, beven, zweten, hoofdpijn en prikkelbaarheid.
De officiële lezing is dat de symptomen meestal mild van aard zijn en twee à vijf dagen na het stoppen optreden en gemiddeld één tot drie weken duren.
Onder begeleiding stopt men met het verslavende middel en krijgt men hulp om de eerste dagen met ontwenningsverschijnselen door te komen. Om deze verschijnselen te bestrijden kan de arts rustgevende medicijnen voorschrijven, zoals chloordiazepoxide of lorazepam.
Bij het serotoninesyndroom is er sprake van sterk verhoogde serotonineconcentraties in het brein. Xtc bevordert de afgifte van serotonine door zenuwcellen en zorgt ook dat serotonine niet teruggaat naar de zenuwcel. Hierdoor kan de hoeveelheid serotonine toenemen.
De verschijnselen beginnen meestal één tot vier dagen na de laatste dosering en kunnen tot drie weken aanhouden. Niet iedereen heeft ontwenningsverschijnselen. Het is belangrijk deze verschijnselen niet te verwarren met een recidief depressie. Het beste is daarom dan ook om nog even dit vol te houden.
Sommige antidepressiva waren echter effectiever dan andere. De middelen amitriptyline, escitalopram, mirtazapine, paroxetine, venlafaxine en vortioxetine zijn het meest effectief. Fluoxetine, fluvoxamine, reboxetine, en trazodon scoorden het laagst op effectiviteit.
Antidepressiva hebben veel ongewenste effecten zoals maag-darmklachten, gewichtstoename en seksuele stoornissen. Ondanks de vele neveneffecten worden antidepressiva voor verschillende psychiatrische aandoeningen voorgeschreven (bv. angststoornissen, boulemia nervosa, posttraumatische stressstoornis).
Antidepressiva halveren het risico op een nieuwe depressie. Als je depressie (bijna) weg is na het slikken van het antidepressivum, dan is het verstandig om het minimaal 6 maanden te blijven slikken. Als je vaker een depressie hebt gehad kun je beter minimaal een jaar blijven slikken.
Antistollingsmiddelen, immunosuppressiva, slaapmiddelen of antidepressiva – gaan niet goed samen met bepaalde (kruiden)supplementen. Per medicijn staat vermeld waar het precies om gaat, waarom dat zo is en wat kan worden gedaan. Sint-janskruid heeft een interactie met veel medicijnen.
Hoe lang het afkicken van paroxetine duurt, verschilt echter per persoon. Het hangt onder meer af van de periode waarin je het middel hebt gebruikt en in welke hoeveelheid. Ook lukt het niet iedereen om daadwerkelijk het nulpunt te bereiken vanwege de onttrekkingsverschijnselen tijdens het afbouwen van paroxetine.
Depressies die op behandeling met de thans gangbare antidepressiva – lang genoeg en in adequate dosering toegediend – onvoldoende reageren, worden therapieresistente depressies genoemd.
Het duurt ongeveer 30 uur voordat de hoeveelheid in je bloed is gehalveerd. Na 8 weken gebruik is je lichaam wel gewend aan het medicijn, het kan dat de slaperigheid nu minder is. Veel mensen nemen antidepressiva in de ochtend in, dan is de laagste hoeveelheid in je bloed tijdens de nacht.
Voor alle antidepressiva geldt dat de meeste onttrekkingsverschijnselen binnen 1-4 dagen na de verlaging of laatste inname van de dosering optreden. De duur van onttrekkingsverschijnselen kan variëren van 1 dag tot 3 weken.
Er is ook een kans dat als er niet daadwerkelijk sprake is van een depressie of een angststoornis, de antidepressiva juist een averechts effect hebben. Veel mensen die te maken hebben met moeilijke levensomstandigheden kunnen zich ook lang somber of zelfs depressief gaan voelen.