Ouderen met verstandelijke beperkingen zijn vaak veel minder vitaal en minder lichamelijk actief.Ze lijden vaker aan obesitas en depressies. Ouderen met verstandelijke beperkingen vragen om een aangepaste benadering; ze nemen bijvoorbeeld gesproken informatie traag op.
Mensen met een verstandelijke beperking ontwikkelen zich minder snel en hebben vaak moeite met het begrijpen van informatie. Ook hebben ze vaak moeite met het aanleren van nieuwe vaardigheden en het zelfstandig uitvoeren van dagelijkse taken.
Gemiddeld is dat bij iemand met matige verstandelijke beperkingen vanaf 50 jaar. Voor mensen met het downsyndroom en mensen met (zeer) ernstige verstandelijke beperkingen vanaf 40 jaar. Bij mensen met lichte verstandelijke beperkingen rond de leeftijd van 65.
Samenvatting. Het aantal ouderen met een verstandelijke handicap is door de steeds verder genormaliseerde levensverwachting snel toegenomen. Door de veranderde opvattingen over de zorg, woont een groot deel van de 50-plussers nu in de maatschappij.
Bij een verstandelijke beperking bestaat het gevaar dat de persoon essentiële sociale vaardigheden niet kan ontwikkelen. Kinderen vinden minder gemakkelijk aansluiting bij leeftijdgenootjes en op latere leeftijd verloopt het vinden en behouden van relaties, vriendschappen en werk lastiger.
Een IQ onder de 75. (Blijvende) achterstand in de ontwikkeling, zowel verstandelijk als lichamelijk zoals moeite met leren of bewegen. Psychische problemen zoals moeite met communicatie en aangaan van (vriendschaps)relaties. Moeite met praktische zaken zoals aankleden, eten, omgaan met geld.
Iemand met een ernstige verstandelijke beperking kan zich niet goed aanpassen aan de eisen van de omgeving.. Dit maakt dat de communicatie moeilijker verloopt, maar ook het voor zichzelf zorgen, het zelfstandig kunnen wonen of het deelnemen aan sociale bezigheden, hobby's, school of werk.
Mensen met een verstandelijke beperking doorlopen dezelfde ontwikkelingsfasen als ieder ander, alleen in een trager tempo en is het niveau van ontwikkeling dat uiteindelijk bereikt wordt lager. In de DSM-5 is de IQ score op zichzelf niet langer leidend is voor de bepaling van de ernst van de beperking.
En naar verwachting stijgt dat aantal de komende jaren verder. Monique legt uit: “De levensverwachting van mensen met een verstandelijke beperking is in de afgelopen 40 jaar verdubbeld. In 1980 werden zij gemiddeld 35 jaar. Nu is dat gestegen naar 65 tot 70 jaar.
Welke aanvallen komen het meeste voor? Mensen met een verstandelijke beperking hebben vooral tonisch-clonische aanvallen en focale aanvallen met verminderde gewaarwording. De focale aanvallen zijn niet altijd makkelijk te herkennen. Het bewustzijn is verlaagd, en vaak vertonen mensen verward gedrag.
LVG is de afkorting van licht verstandelijk gehandicapt. Deze mensen hebben een lichte verstandelijke beperking met een IQ variërend van 50 tot 85. Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) denken minder snel dan leeftijdsgenoten die normaal begaafd zijn.Ze hebben een IQ-score tussen de 50 en 70.
Soms wonen mensen met een LVB op een zorglocatie, maar in veel andere gevallen kan iemand gewoon zelfstandig wonen, soms met hulp van het sociale netwerk. Ook bestaan er begeleid wonen plekken waar mensen zelfstandig wonen, maar waar begeleiding of ondersteuning beschikbaar is als daar behoefte aan is.
(ZB) of lichte verstandelijke beperking (LVB)
Zo'n 15% van de mensen in Nederland scoort een IQ onder de 85. Het grootste deel van deze groep (13,6%, dat zijn 2,4 miljoen mensen) heeft een IQ tussen 70 en 85.Dat noemen we zwakbegaafd.
De persoon heeft door het cognitief tekort moeite om volledig te functioneren, in vergelijking met leeftijdgenoten. In de volksmond worden ook wel de 'ouderwetse' termen verstandelijke handicap of geestelijk gehandicapt gebruikt.
Iemand met een verstandelijke beperking heeft beperkingen in communicatie, zelfverzorging, zelfstandig kunnen wonen, werk, sociale en/of relationele activiteiten.
Een verstandelijke beperking kan op verschillende manieren ontstaan: Het zit in de familie. Je moeder of vader heeft ook een verstandelijke beperking. Je kunt een syndroom of stoornis hebben waarbij een verstandelijke beperking een van de gevolgen is.
In Nederland leven minimaal 120.000 mensen met een verstandelijke beperking; zij hebben significant meer gezondheidsproblemen. Bij de meeste mensen met een ernstige verstandelijke beperking (IQ < 50) is er een genetische oorzaak. Deze bleef tot enkele jaren geleden bij minimaal 50% van deze mensen onbekend.
Een licht verstandelijke beperking uit zich in een IQ-score tussen de 50 en 70. In Nederland kunnen mensen met een IQ-score tussen de 70 en 85 die eigenlijk zwakbegaafd zijn en (ernstige) bijkomende problematiek hebben, eveneens gebruik maken van de zorg voor mensen met een LVB.
In de twintigste eeuw kwamen de namen 'geestelijke handicap' en 'mentale handicap' in zwang, ter onderscheiding van lichamelijke, visuele en auditieve handicap. Tegen het einde van de eeuw werden deze namen vervangen door 'intellectuele beperking' of 'verstandelijke beperking'.
Iemand heeft een licht verstandelijke beperking (LVB) als hij aanzienlijke beperkingen heeft op het gebied van cognitieve ontwikkeling en adaptieve vaardigheden, ook wel sociaal aanpassingsvermogen genoemd.
Kenmerken ernstige verstandelijke beperking. Mensen met een ernstige verstandelijke beperking (EVB) of een matige verstandelijke beperking (MVB) hebben een IQ dat ligt tussen de 35 en 50. Ook op gezondheidsgebied zijn er bijna altijd zaken die extra zorg vragen.
Een diagnose voor mensen met een verstandelijke beperking is mogelijk bij alle ontwikkelingsleeftijden. Een diagnostisch onderzoek is altijd meer dan een intelligentietest alleen; de cliënt mag/moet minimaal op zijn gemak gesteld worden.
ernstige verstandelijke beperking (IQ 20-34 / ontwikkelingsleeftijd tussen de 3 en 5 jaar); matige verstandelijke beperking (IQ 35-49 / ontwikkelingsleeftijd 6-9 jaar; milde verstandelijke beperking (IQ 50-70 / ontwikkelingsleeftijd 9-12 jaar).
Voorbeelden daarvan zijn achterblijvende conceptuele vaardigheden, zoals kunnen lezen, schrijven en rekenen, achterblijvende sociale vaardigheden zoals communicatieve vaardigheden en het oplossen van sociale problemen en achterblijvende praktische vaardigheden.