Een indirecte vraag geeft inhoudelijk wel een vraag weer, maar heeft niet de vorm van een vraag. De woordvolgorde is anders dan bij een directe vraag en bij hardop lezen stijgt de intonatie niet zoals bij een vragende zin. De vraag is of een jeugdrechter dan nog onpartijdig kan zijn.
Vragen kunnen onderverdeeld worden in directe en indirecte vragen. Een directe vraag eindigt altijd met het vraagteken ? (zie leestekens) Voorbeeld: Wanneer kom je?
Een zin staat in de indirecte rede als iemands woorden in een tekst niet letterlijk worden weergegeven. Bij de indirecte rede worden geen aanhalingstekens gebruikt. Toen zei ze kwaad dat ze maar eens opstapte. Hij antwoordde dat ze niet mocht vergeten de deur goed achter zich dicht te trekken.
op twee manieren beantwoorden: door de gesproken woorden te herhalen (directe rede) door de gesproken woorden door te vertellen (indirecte of doorvertelde rede).
Bij de directe rede geef je precies weer wat iemand anders zegt of vraagt: Jan vraagt: 'Mag ik de rekening? ' Bij de indirecte rede geef je iemands woorden niet precies weer maar omschrijf je wat iemand gezegd of gevraagd heeft: Jan vraagt of hij de rekening mag.
Na zinnen met een indirecte vraag komt een punt, geen vraagteken. Een indirecte vraag geeft inhoudelijk wel een vraag weer, maar heeft niet de vorm van een vraag. De woordvolgorde is anders dan bij een directe vraag en bij hardop lezen stijgt de intonatie niet zoals bij een vragende zin.
De officiële term voor indirect taalgebruik is “Metonymie” met de meervoudsvorm “Metonymia”. Een metonymie is een stijlfiguur waarbij je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar in plaats daarvan een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft.
Er zijn open, gesloten en suggestieve vragen, controlevragen en tegenvragen.
Soms hoor je ook wel eens een dubbele vraag terugkomen in één zin. Een bekend voorbeeld - bijvoorbeeld tijdens een vergadering of tijdens een leergesprek in het onderwijs - is "Ik ben wel benieuwd: wie is voor en wie is tegen?" Dit zijn eigenlijk twee vragen.
Hoe herken je een gesloten vraag? Een gesloten vraag begint niet met een vraagwoord maar met een werkwoord. “Ga je morgen beginnen?” “Wil je hier eigenlijk wel werken?” “Moet je niet even met Jan gaan praten?” De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden. Daarna kan hij gewoon zijn mond houden.
Je herkent een suggestieve vraag aan het feit dat het gewenste of verwachte antwoord er al in doorklinkt. Denk maar eens aan iemand bij de kassa van een restaurant staat te wachten. De vraag van de serveerster “U wilt ook betalen?” is een suggestieve vraag. Het antwoord is natuurlijk hoogstwaarschijnlijk “Ja”.
Open vragen beginnen met: wie, wat, wanneer, waar, en ook hoe, hoe vaak, etc. Open vragen nodigen uit om je verhaal te vertellen en leveren veel informatie op. Gesloten vragen zijn 'ja'-/ 'nee'-vragen of meerkeuze vragen.
Betekenis en definitie
Wie wollig is qua taal en taalgebruik: Komt onduidelijk over en is indirect in de communicatie. Verdoezelt de boodschap. Bedekt de boodschap of ontkracht deze op tal van manieren.
Betekenis: Wollig
Wollig taalgebruik of een wollige tekst wil zeggen: niet to the point en doorspekt van jargon, overbodige, omslachtige, schijnbaar wetenschappelijke en/of ingewikkelde woorden. Met veel woorden wordt eigenlijk maar weinig gezegd.
Directe kosten zijn kosten die vrij gemakkelijk (direct) zijn toe te wijzen aan een product, dienst of project. Dit zijn kosten voor bijvoorbeeld materiaal, grondstoffen en uren van direct personeel. De overige kosten vallen onder de indirecte kosten.
Directe kosten zijn uitgaven die “direct” kunnen worden toegewezen, bijvoorbeeld aan een specifieke klant, een specifiek product, een specifieke aankoop of een specifieke afdeling. Bij directe kosten is het dan ook eenvoudig om te oordelen wat het resultaat van de kost is, waarom de kost noodzakelijk is enzovoort.
Hij zegt dat Jan bang is. Hier staat het schuingedrukte deel in indirecte rede. Er wordt weergegeven wat iemand anders zegt, maar niet woordelijk: daarom wordt het 'índirect' genoemd. Het cursieve deel zou in dit geval een weergave zijn van de uitspraak "Jan is bang".
Met dergelijke vragen probeert men de ondervraagde te intimideren en imponeren om zo een gevormde hypothese of om een eigen vooroordeel bevestigd te zien. “Heb ik gelijk als ik zeg dat je daar was?” (weinig suggestief) of “Je was daar hè?” (sterk suggestief).
Een retorische vraag is een stijlfiguur waarbij iemand een vraag stelt, en daar geen antwoord op verwacht. Iemand zou bijvoorbeeld kunnen roepen: [Ben je helemaal gek geworden?] De steller van de vraag verwacht hier natuurlijk geen ja of nee op, maar wil aangeven dat hij denkt dat je gek bent.
Er kan sprake zijn van een vooroordeel dat nergens op gebaseerd is. Door wel de suggestieve vraag te stellen, komt een vragensteller nauwelijks dichter bij de waarheid. Dit maakt een suggestieve vraag geen goede positief-kritische vraag. Niet onbevooroordeeld wordt gezocht naar de juiste kennis.
Waarom open vragen stellen? Het grote voordeel van open vragen stellen, is dat je de ander ermee uitnodigt heel veel informatie te geven. Als je een gesloten vraag stelt, kan de ander alleen maar “ja” of “nee” zeggen. Als je echt veel te weten wilt komen, heb je niet veel aan een gesloten vraag.