Zwakke (of regelmatige) werkwoorden krijgen in de verleden tijd -te of -de achter de stam en het voltooid deelwoord eindigt op -t of -d: stoppen - stopte - gestopt; steunen - steunde - gesteund.
Zoals de gelinkte handout uitlegt, zijn enkele voorbeelden van zwakke werkwoorden is, are, was, were, has, have, had, will be, have been, has been, had been, could have been, should have been en would have been . Let op hoe elk van die woorden vaag is: je kunt je niet echt voorstellen dat er iets in je hoofd gebeurt.
Bij het vervoegen van zwakke werkwoorden wordt –de of –te achter de stam van het werkwoord geplakt in de verleden tijd. Om te weten of je –de of –te moet gebruiken kijk je naar 't kofschip. 't Kofschip bevat de medeklinkers t, f, k, s, ch en p.
Sterke en zwakke werkwoorden
Er is sprake van een sterk werkwoord als het werkwoord in de verleden tijd een andere klank krijgt dan in de tegenwoordige tijd en als het voltooid deelwoord eindigt op -en. De klank van zwakke werkwoorden verandert niet als je ze in de verleden tijd zet.
Als het werkwoord veranderd van de verleden tijd naar tegenwoordige tijd en andersom is het een sterk werkwoord (sterk genoeg om te veranderen). Bijvoorbeeld: ik liep -> ik loop. Als het werkwoord niet veranderd in verschillende tijden is het een zwak werkwoord (te zwak dus kan niet veranderen).
b. Werkwoorden met een sterke vervoeging die archaïsch, verouderd of zeer formeel overkomt: lachen, dunken.
Voor de verleden tijd van varen wordt soms ook wel vaarde gebruikt, maar die vorm wordt niet als standaardtaal beschouwd. Ook bij werkwoorden als afvaren, bevaren, blindvaren, rondvaren, uitvaren en welvaren is voer de vorm voor de verleden tijd.
Bij sterke werkwoorden verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op -en: lezen - las - gelezen. lopen - liep - gelopen. helpen - hielp - geholpen.
Hoe werkt het kofschip? Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t.
Erfde - geërfd is de normale vervoeging van erven. Georven komt ook voor, maar is niet helemaal neutraal. Sommige woordenboeken noemen ook de sterke vervoeging orf - georven. Orf is wat ongebruikelijk, maar georven komt geregeld voor.
werkwoord . zwak worden of veroorzaken dat iemand zwakker wordt.
Voorbeelden van zwakke werkwoorden zijn: werken – werkte – gewerkt. spelen – speelde – gespeeld.
“Hear” wordt een onregelmatig werkwoord genoemd omdat de verleden tijd (“heard”) niet wordt gecreëerd door simpelweg “ed” toe te voegen (“heared” zou onjuist zijn). Een regelmatig werkwoord (bijv. “talk”) voegt “ed” toe om het verleden te maken (“talked”). “To hear” is een van die werkwoorden waarbij de simple past tense identiek is aan het voltooid deelwoord.
“Ze rende door de bomen.” versus: “Ze raasde door de bomen.” Het woord “rennen” is een zwak werkwoord en schetst niet zo’n levendig beeld als “rennen”.
Werkwoorden zoals cut en put worden in deze lijst van onregelmatige werkwoorden gecategoriseerd als "zwak met assimilatie van dentals" . Dus hun verleden tijd en deelwoord vormen hebben een onzichtbare -ed uitgang die taalkundig is geassimileerd (d.w.z. opgeslokt in de t aan het einde van het woord).
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz. Bij werkwoorden waarvan de stam op een z eindigt, verschijnt in de verleden tijd een d: verhuisde.
– voltooid/voltooit: 'ik voltooide' is met een 'd', dus 'voltooid' eindigt ook op een 'd'. – geleefd/geleeft: 'ik leefde' is met een 'd', dus 'geleefd' eindigt ook op een 'd'.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d.Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Antwoord. Ervoer is in elk geval standaardtaal. Ervaarde is een recentere vorm, die nog niet voor iedereen acceptabel is. Het is onduidelijk of we ervaarde al tot de standaardtaal kunnen rekenen.
Krachtige werkwoorden zijn actiewoorden die beschrijvend en spannend zijn . Ze kunnen een stuk tekst veel interessanter maken om te lezen en zijn effectiever in het boeien van de lezer. Een krachtig werkwoord om het werkwoord 'rennen' te vervangen, kan bijvoorbeeld sprinten, dashen of horden zijn.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In gesproken taal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
Voorbeeld: stelen
In de tegenwoordige tijd is het 'ik steel', maar in de verleden tijd is het 'ik stal'. De klank verandert, waardoor het een een sterk werkwoord is. Dit gebeurt ook bij het voltooid deelwoord. 'Gestolen' is namelijk het voltooid deelwoord van stelen.
Het voltooid deelwoord van het werkwoord slaan is in al zijn betekenissen geslagen. Geslaan* komt soms voor in gesproken taal in België, maar die vorm is geen standaardtaal. In het station is een jongen in elkaar geslagen voor zijn iPod.