De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument en hoogste nationale wet van Nederland. Zij bevat de regels voor onze staatsinstellingen en de grondrechten van de burgers. Daarnaast bevat de Grondwet regels over bestuur, wetgeving en rechtspraak.
Het aantal wetten en regels is de afgelopen tien jaar met ongeveer duizend toegenomen. Per 1 januari 2019 bedroeg het totale aantal regelingen 9.834.
Er bestaan wetten in formele zin en wetten in materiƫle zin. Bij een wet in formele zin is sprake van een gezamenlijk besluit van de regering en de Staten-Generaal (Tweede en Eerste kamer) volgens een procedure die is vastgelegd in artikel 82 van de Grondwet.
Klassieke en sociale grondrechten
Klassieke grondrechten: de burgerlijke en politieke rechten. Dit zijn onder andere het kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, godsdienstvrijheid en het discriminatieverbod. Sociale grondrechten: de economische, sociale en culturele rechten.
Op Overheid.nl vindt u wetgeving en regelgeving van de overheid. Zowel de landelijke als de plaatselijke, bijvoorbeeld van uw eigen gemeente. In de wetgevingskalender vindt u informatie over wetten die eraan komen en de inwerkingtreding van nieuwe wetten.
Wetten zijn geschreven rechtsregels. Elke wet is onderdeel van het recht, maar het recht is breder dan enkel wetten. Ook de rechtspraak (jurisprudentie), de rechtsleer en gewoonten zijn rechtsbronnen. De aankondiging van een wet wordt soms een edict genoemd.
De oudste wet die sec voor Nederland gold, was de Grondwet van 1798, de 'Staatsregeling voor het Bataafsche Volk'.
De regering maakt wetten in samenwerking met de Eerste en Tweede Kamer (wetgevende macht). Een wet begint met een wetsvoorstel en is klaar na publicatie in het Staatsblad. Daartussen ligt een vast aantal stappen, die alle wetsvoorstellen moeten doorlopen.
De eerste Grondwet na herstel van de onafhankelijkheid kwam op 29 maart 1814 tot stand, op basis van een door een commissie onder leiding van Van Hogendorp op 2 maart 1814 aangeboden ontwerp.
In het algemeen geldt dat internationale verdragen (VN/Europa) bovenaan de rangorde staan, gevolgd door landelijke wetgeving zoals de Grondwet, Algemene wet bestuursrecht, Wmo, ministeriƫle besluiten en regelingen en tot slot de provinciale en gemeentelijke verordeningen en beleidsregels.
Het Statuut voor het Koninkrijk vormt sinds 1954 een overkoepelend document van een hogere orde dan de Grondwet. Met het statuut staan Aruba, CuraƧao, Nederland en Sint Maarten als gelijke landen binnen het Koninkrijk. De Grondwet dient het Statuut in acht te nemen.
Wetten zijn door een overheid opgestelde regels waar de bevolking zich aan moet houden. Want als er geen wetten zouden zijn kan een samenleving niet functioneren. Dan zou het recht van de sterkste en de brutaalste gelden.
Een wet in formele zin wordt door de hoogste wetgever, dat zijn de regering en Staten-Generaal gezamenlijk, vastegesteld en niet door enig ander overheidsorgaan. Opmerking verdient nog dat ook de Grondwet een wet in formele zin en tevens materiƫle zin is.
Wetboeken vallen uiteen in twee hoofdcategorieƫn: Burgerlijk wetboeken voor burgerlijk recht (civiel recht, privaatrecht) Strafwetboeken (of wetboeken van strafrecht) voor strafrecht.
Verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten werken in de zorg onder verschillende wetten: Zvw (Zorgverzekeringswet), Wlz (Wet langdurige zorg), Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) en Jeugdwet.
Het parlement bestaat uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. Beide Kamers controleren de regering en zijn (mede)wetgever. De Kamers hebben speciale rechten om die taken goed te kunnen uitvoeren.
Plichten die bij burgers berusten zijn volgens het VN-verdrag (BuPo) onder meer het verlenen van openbare diensten in tijden van nood, contractuele verplichtingen en de verplichting, ook voor staten, tot bevordering en naleving van de mensenrechten.
De overheid moet de volksgezondheid in Nederland bevorderen en ze moet zorgen voor voldoende goede woningen. Verder schept de overheid voorwaarden voor ontplooiing en vrijetijdsbesteding. De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid.