De eisen rondom de kleuren, luminatie, verhouding tussen luminatie en verhouding tussen kleuren wordt hierin ook omschreven. Anti paniekverlichting zal minimaal 0,5 lux moeten hebben en moet ook 60 minuten kunnen branden, binnen 15 seconden nadat de stroom uitvalt.
Technische voorschriften
De veiligheids- en noodverlichting moeten over een verlichtingssterkte van tenminste 5 lux beschikken. De veiligheids- en noodverlichting moet automatisch kunnen aangaan van zodra de normale kunstverlichting defect is of die kan permanent aan de normale kunstverlichting worden toegevoegd.
Het is verplicht om noodverlichting te hebben in de ruimte zelf en in de gang of vluchtroute die naar de dichtstbijzijnde (nood)deur leidt. Hier wordt ook nog gesproken over een besloten gedeelte, dit wil zeggen dat het gaat over ruimtes zonder licht van buiten af.
De Europese toepassingsnorm EN 1838 omschrijft de correcte toepassing van noodverlichtingsarmaturen. De Europese norm EN 50172 omschrijft de regels en instructies met betrekking tot controle en beheer van noodverlichtingsarmaturen.
Voor het geval dat verlichting uitvalt moeten nooduitgangen en vluchtwegen uitgerust zijn met noodverlichting - van minimaal 1 lux, gedurende 60 minuten - op vloerhoogte. Noodverlichting moet binnen 5 seconden na uitvallen van de elektriciteit in werking treden en minstens één uur daarna blijven branden.
Het verschil tussen lumen en lux is dat lux rekening houdt met de oppervlakte waarover het licht verspreid wordt. Een lichtbron van 1000 lumen, verspreid over 1m², verlicht die vierkante meter met 1000 lux. Dezelfde 1000 lumen, verspreid over 10m², verlicht die oppervlakte met slechts 100 lux.
Typen noodverlichting zijn de vluchtrouteaanduiding, vluchtwegverlichting en anti-paniekverlichting. Hieronder vind je meer informatie over de verschillende type noodverlichting die er zijn.
Anti-paniekverlichting zorgt ervoor dat je bij stroomuitval kan oriënteren en de weg kan vinden naar vluchtroutes. De verlichtingssterkte moet in dit geval 0,5 lux op de vloer bedragen, zodat mensen veilig de vluchtroute kunnen bereiken. Opgelet: de 0,5 lux geldt niet in een randzone van 0,5 m van het gebied.
Deze noodverlichting wordt bereikt middels een horizontale verlichtingssterkte van minstens 0,5 lux op de vloer, zodat mensen de vluchtroute veilig kunnen bereiken. De 0,5 lux geldt niet in een randzone van 0,5 m van het gebied.
Noodverlichting of anti-paniekverlichting. Dit omvat het deel van de nood-evacuatieverlichting dat voorzien is om paniek te voorkomen in ruimtes waar mensen samenkomen, zoals vluchtwegen, kantines en vergaderzalen. De minimale hoeveelheid licht moet 1 lumen op het vloeroppervlak zijn.
Voor grote logies kan de veiligheidsverlichting jaarlijks gecontroleerd worden door een bevoegde persoon en de lichtsterkte wordt gekeurd door een keuringsinstelling bij de ingebruikname of bij wijziging van de installatie.
Veiligheidsverlichting: zorgt voor herkenning van evacuatiemiddelen en veilige evacuatie van personen bij uitval van de normale kunstverlichting. Noodverlichting: zorgt bij uitval van de normale kunstverlichting dat activiteiten kunnen verder gezet worden om gevaarlijke situaties te voorkomen.
De term autonomie is de volledige brandduur in nood op de noodvoeding van de installatie. In geval van een stroompanne moet de noodverlichting minimaal 1 uur kunnen branden voor de evacuatie mogelijk te maken.
Over het algemeen geldt dat zo'n 300 à 400 lumen per vierkante meter voldoende is voor sfeervol licht, bijvoorbeeld bij de eettafel of in de slaapkamer. Voor meer functionele verlichting, bijvoorbeeld in de keuken of werkkamer, heb je zo'n 500 à 800 lumen per m² nodig.
In veel appartementencomplexen is noodverlichting verplicht. In het Bouwbesluit staat dat in gebouwen waar meer dan 75 personen gelijktijdig aanwezig kunnen zijn, noodverlichting verplicht is. Tevens dient de noodverlichting goed onderhouden te worden.
Bij een gemiddelde stad zijn woonstraten in de wijken over het algemeen voorzien van zwakkere verlichting (24 watt). Hoofdstraten in de wijken hebben straatlantaarns met 36 watt-lampen.Hoofdwegen worden verlicht met lampen met een vermogen van 70 tot 150 watt vanwege de verkeersveiligheid.
Vluchtwegaanduiding wordt weleens verward met vluchtwegverlichting, maar er is een heel belangrijk verschil. Vluchtwegaanduiding brandt namelijk wel altijd. Deze soort noodverlichting is bedoeld om aan te geven waar de vluchtwegen zijn te vinden en waar de uitgangen zich bevinden.
Wanneer de stroom uitvalt moet de noodverlichting gegarandeerd één uur branden. De batterijen moeten om de vijf jaar vervangen worden. Na vijf jaar zal de accu wel nog functioneren, maar nooit de gevraagde lichtopbrengst geven.
Het verschil tussen lumen en lux is dus dat lux rekening houdt met de oppervlakte waarover het licht verspreid wordt. Een lichtbron van 1000 lumen, verspreid over 1 m², verlicht die vierkante meter met 1000 lux. Dezelfde 1000 lumen, verspreid over 10 m², verlicht die oppervlakte met slechts 100 lux.
Om makkelijker te wennen aan lumen, vergelijken we de lichtstroom in lumen van een lamp met het vermogen in watt van een gloeilamp. Dat doen fabrikanten ook. Op het doosje van een ledlamp staat bijvoorbeeld dat hij 470 lumen is en dat dat overeenkomt met een gloeilamp van 40 watt.