De belangrijkste, variabele weerelementen zijn temperatuur, windkracht, bedekkingsgraad en neerslag.
Het weerbeeld wordt bepaald door een samenspel van weerselementen zoals luchtdruk, temperatuur, luchtvochtigheid, neerslag, bewolking,... Het toekomstige weer wordt voorspeld door meteorologen.
De verschillende klimaten in het Köppen-systeem worden ingedeeld in de volgende categorieën: tropisch, droog (aride), zeeklimaat (maritiem), landklimaat (continentaal) en koud klimaat.
Wind is lucht die in beweging wordt gebracht door opwarming van de zonnestralen. Lucht die warmer wordt, zet uit en stijgt op. Dit veroorzaakt een verandering in de atmosferische druk. Bij een luchtdrukverschil verplaatst de lucht zich afwisselend van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.
Om het klimaat te bepalen wordt gekeken naar het gemiddelde over 30 jaar van temperatuur, vocht, luchtdruk, wind, bewolking en neerslag. Dagelijkse en jaarlijkse variaties en hoe vaak extremen voorkomen zijn ook van belang. Voorbeelden van extremen zijn hittegolven en zware regen met wateroverlast of overstromingen.
Volgens onze leermeester Hippocrates bestaat het lichaam uit de volgende vier elementen: aarde, water, lucht en vuur. Deze vier zijn weliswaar van verschillende en zelfs tegenstrijdige aard, maar de onderlinge twist brengt hen tot een goed samenspel, zoals de verschillende instrumenten in de muziek.
Verschil tussen weer en klimaat in 2 zinnen
Het weer is zoals de atmosfeer nu of in de aankomende dagen, belangrijke parameters zijn daarvoor temperatuur, neerslag, bewolking, luchtvochtigheid en de wind. Het klimaat is het gemiddelde van de bovengenoemde parameters over een langere periode.
Het klimaat wordt soms verward met het weer. Het klimaat verschilt van het weer omdat het over een lange periode wordt gemeten, terwijl het weer van dag tot dag of van jaar tot jaar kan veranderen. Het klimaat van een gebied omvat seizoensgebonden temperatuur- en regenvalgemiddelden en windpatronen.
De methode van de Nederlandse weeramateurs is simpel. Het weercijfer tussen 0 en 10 wordt bepaald uit het weer overdag, tussen 7 en 19 uur. Een droge dag met nauwelijks bewolking of mist en weinig wind krijgt een 10. Afhankelijk van de hoeveelheid wolken vermindert dit met 1 tot 3 punten.
De verschillende weerselementen zijn afgeleid van observaties gemaakt door een meteoroloog in de controletoren, en van instrumentele metingen komende van meettoestellen bij de banen of in het weerpark van de luchthaven.
Meteorologie of weerkunde is de studie van het weer; de dagelijkse condities van de atmosfeer.
Noord-Europa: subarctisch klimaat met koude winters en milde zomers. Centraal- en Oost-Europa: continentaal klimaat met koele winters en warme zomers. West-Europa: gematigd zeeklimaat met milde winters en zomers. Zuid-Europa: mediterraans klimaat met warme, droge zomers en natte winters.
Een E-klimaat dat zijn de polaire klimaten, daar is het altijd kouder dan 10°c in de winter, dit komt bijvoorbeeld voor in Groenland. ET - dit is een toendra klimaat, en het is hier kouder dan 10°c in de winter.EH - dit is een hooggebergte klimaat en het is hier altijd kouder dan 0°c en er valt veel regen.
temperatuur, vocht, luchtdruk, wind, bewolking en neerslag.
Alle gebieden tussen de 0 en 30 graden van de evenaar noemen we de lage breedtes. In dit gebied is het altijd warm. Het klimaat is daar dus tropisch. Op de lage breedte komen vier klimaten voor, namelijk het tropisch regenwoudklimaat, het savanneklimaat, het steppeklimaat en het woestijnklimaat.
Verschillende klimaten
In Nederland is een 'Cfb' klimaat, een gematigd klimaat zonder droog seizoen, met een gematigde zomer. De indeling van het Köppen-Geiger systeem. Hoewel deze verdeling de verschillende klimaten op aarde goed beschrijft, kunnen er binnen één klimaat nog steeds grote verschillen voorkomen.
Het weer wordt bepaald door de ligging van hoge- en lagedrukgebieden. Deze zorgen voor luchtstromingen in de atmosfeer, circulaties genoemd. Meteorologen onderscheiden verschillende circulatietypes die horen bij bepaalde weersomstandigheden.
Uit wolken kunnen verschillende neerslagvormen vallen en de grond bereiken als: regen, motregen, aanvriezende (mot)regen, ijsregen, (natte) sneeuw, motsneeuw, korrelsneeuw, korrelhagel en hagel. Hoog in de wolken begint de neerslag in onze streken meestal te vallen als sneeuw, zelfs in de zomer.
Eerste weermetingen
Pas na uitvinding van de barometer in 1644 door de Italiaan Evangelistica Torricelli, werden initiatieven genomen om het weer te meten. Ook dat gebeurde in Italië. Groothertog Ferdinand II van Toscane richtte hier in 1653 de Academia del Cimento op.