§2: grondbeginselen van de rechtsstaat
Grondbeginselen van een rechtsstaat: Burgerrechten: overheid moet zich aan de wet houden; burgers hebben rechten. Grondrechten: staan in de grondwet. De overheid mag geen wetten maken tégen de grondwet in.
Verwerving van inzicht in (het functioneren en belang van) de beginselen die aan het constitutioneel systeem ten grondslag liggen: democratie, gelijkwaardigheid van burgers, rechtsstaat, begrenzing van staatsmacht, spreiding van overheidsbevoegdheden, verantwoordingsplicht en controle op overheidsoptreden.
Scheiding der machten (trias politica)
In een rechtsstaat zijn de belangrijkste overheidstaken verdeeld over 3 machten: Wetgevende macht: regels maken. Uitvoerende macht: regels uitvoeren. Rechterlijke macht: beslissen bij conflicten over de regels.
Democratie (van het Grieks δῆμος/dèmos, "volk" en κρατειν/kratein, "heersen", dus letterlijk "volksheerschappij") is een bestuursvorm waarin de wil van het volk de bron is van legitieme machtsuitoefening.
De scheiding der machten wordt ook wel trias politica genoemd. Dat betekent dat de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht in een land bij verschillende instellingen moeten liggen. De trias politica is bedacht door de Franse filosoof Charles baron de Montesquieu (1689-1775).
Als belangrijke elementen van rechtsstatelijkheid worden beschouwd: Constitutie en legaliteitsbeginsel. De voorafgaande rechtsregel. Scheiding der machten, trias politica.
In een democratie kan de ene mens niet als meerderwaardig of minderwaardig aan de ander worden beschouwd. Alle burgers moeten dezelfde rechten en plichten hebben. Ze moeten gelijkelijk door de overheid worden behandeld.
Het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den Staat en tot beveiliging van zijn grondgebied, blijft een der eerste plichten van alle ingezetenen.
De staat legt burgers verplichtingen op, zoals het betalen van belasting, het naleven van wetten en het vervullen van plichten (deelname aan het arbeidsproces, leerplicht), maar die plichten gelden alleen uit hoofde van wetgeving en met waarborging van grondrechten.
Er zijn 2 soorten grondrechten: Klassieke grondrechten: de burgerlijke en politieke rechten. Dit zijn onder andere het kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, godsdienstvrijheid en het discriminatieverbod. Sociale grondrechten: de economische, sociale en culturele rechten.
Het gaat hierbij om de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht. Op deze manier zou niet één van deze machten de overhand kunnen krijgen. Het doel van Montesquieu was om tirannie te voorkomen en de vrijheid van de burger te vergroten.
Tijdens de verlichting in de 18e eeuw gingen mensen zelf nadenken over de wereld en vonden er grote veranderingen plaats op bijvoorbeeld Economisch maar ook Politiek gebied. Een van deze verandering was de scheiding van machten, ook wel Trias Politica genoemd. Dit is bedacht door de Franse filosoof Charles Montesquieu.
Er bestaan wetten in formele zin en wetten in materiële zin. Bij een wet in formele zin is sprake van een gezamenlijk besluit van de regering en de Staten-Generaal (Tweede en Eerste kamer) volgens een procedure die is vastgelegd in artikel 82 van de Grondwet.
De eerbiediging van de rechtsstaat vormt één van de fundamentele waarden waarop de EU is gegrondvest (artikel 2 van het EU-Verdrag). Het is een voorwaarde voor Europese landen om toe te kunnen treden tot de EU.
Zowel rechtstaat als rechtsstaat is correct.
In samenstellingen waarvan het rechterdeel met een s begint, schrijven we een tussenletter -s- als er in vergelijkbare samenstellingen zonder s een tussenklank -s- te horen is.
Grondwettelijk is de koning het staatshoofd en maakt hij deel uit van de regering. Ook heeft hij een rol in de kabinetsformatie en het wetgevende proces. Hij moet elke wet ondertekenen om deze in werking te doen treden.
Eerste macht - de wetgevende macht (in Nederland zijn dat de Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer) en regering. Tweede macht - de uitvoerende macht (de regering, in Nederland zijn dat de koning en de ministers)
De Koning heeft, bij uitsluiting en zonder restrictie, de volle uitoefening der Regering en van alle de Magt, benoodigd om de uitvoering der Wetten van den Staat te verzekeren, en dezelve te doen eerbiedigen. De uitvoerende magt berust bij den Koning.
Iedere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van deze organen te worden verkozen, behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen.
Geen absolute vrijheid
De verschillende vrijheden en rechten zijn niet absoluut: een burger kan niet onbeperkt zijn gang gaan. Er bestaat bijvoorbeeld vrijheid van godsdienst, maar dat betekent niet dat een burger overal en altijd zijn geloof vrij kan uitoefenen.
De oudste wet die sec voor Nederland gold, was de Grondwet van 1798, de 'Staatsregeling voor het Bataafsche Volk'.