De volgende woordsoorten worden onderscheiden: werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden, bijwoorden, lidwoorden, telwoorden, voegwoorden, voorzetsels en tussenwerpsels.
Onbepaalde voornaamwoorden
Een onbepaald voornaamwoord staat vaak voor een zelfstandig naamwoord, maar woorden die onder deze woordsoort vallen kunnen ook zelfstandig gebruikt worden in een zin. Voorbeelden van onbepaalde voornaamwoorden zijn: alles.
We kennen de volgende vragende voornaamwoorden: wie, wat, welke, en wat voor (een). – onbepaald (onbep. vnw): onbepaalde voornaamwoorden hebben een heel algemene verwijzing en ze verwijzen dan ook niet naar specifieke zaken of personen. Voorbeelden zijn: allemaal, iedereen, enkele, iemand en iets.
All is een onbepaald voornaamwoord . Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar een niet-specifiek wezen, object of plaats. De onbepaalde voornaamwoorden in het Engels omvatten all, any, both, each, every, few, many, neither, nobody en none. Sommigen gebruiken de enkelvoudige vorm van een werkwoord.
Een hulpwerkwoord is een werkwoord dat als 'hulp' bij het hoofdwerkwoord van de zin staat. In tegenstelling tot een zelfstandig werkwoord kan een hulpwerkwoord nooit zelfstandig voorkomen. Het komt altijd voor in combinatie met een ander werkwoord (een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord).
Blauwtong, of Bluetongue (BTV), is een virale ziekte die voornamelijk schapen en runderen treft. Ook geiten, herten en andere wilde herkauwers kunnen getroffen worden. De ziekte wordt veroorzaakt door een virus waarvan 26 verschillende serotypen bestaan.
Het woord ene staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Een bezittelijk voornaamwoord is net wat anders dan een persoonlijk voornaamwoord. Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie of wat iets is. Als je bijvoorbeeld zegt: “Dat is zijn fiets”, vertelt het woord 'zijn' van wie de fiets is.
Gebruik van er
Dit kan zijn als verwijswoord of als onderwerp. Eigenlijk betekent 'er' hetzelfde als 'daar'. Het is eigenlijk een verzwakte vorm van dit woord. Wanneer 'er' als plaatsaanduiding wordt gebruikt, verwijst het naar een plaats waarvan je weet over welke plaats het gaat.
Een zelfstandig naamwoord is een woordsoort dat een mens, dier, ding, (eigen)naam, gebeurtenis, plaats of abstracte zaak zoals gevoelens aanduidt. Voorbeelden van zelfstandig naamwoorden zijn: man,, kat, tafel, Amsterdam, moederdag, hemel of liefde.
onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd.
We gebruiken het bezittelijk voornaamwoord haar om naar vrouwelijke woorden te verwijzen (de regering en haar standpunt) en het bezittelijk voornaamwoord zijn om naar mannelijke en onzijdige woorden te verwijzen (de koning en zijn besluit, het comité en zijn rapport).
Zo veel wordt altijd los geschreven als zo en veel niet bij hetzelfde zinsdeel horen. Zo betekent dan 'op die manier' en veel is een onbepaald telwoord.
Don't is een samentrekking van do not , terwijl doesn't een samentrekking is van does not, en ze fungeren beide als hulpwerkwoorden. In het Engels wordt don't gebruikt wanneer er in de eerste en tweede persoon meervoud en enkelvoud en de derde persoon meervoud wordt gesproken ("I," "you," "we," en "they").
I'm is een samentrekking van twee woorden : I am.
Eén schrijf je alleen met accenttekens als je het cijfer 1 bedoelt of als er een lezing mogelijk is met 'een'. Dus bijvoorbeeld in een zin als 'Ik heb thuis een hond en een kat' of 'Ik heb thuis één hond en één kat'. Als je wilt dat de lezer hier 'één' leest en niet 'een', dan moet je wel streepjes zetten.
Où betekent 'waar'. Ook wanneer het als betrekkelijk voornaamwoord gebruikt wordt, betekent où vaak 'waar'. Officieel vervangt het een 'plaats': dans le jardin (in de tuin), à la piscine (bij het zwembad), chez moi (bij mij thuis) etc. Victor adore ce quartier.
Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel dat je iets vertelt over tijd, plaats, richting, reden, hoeveelheid. Het geeft antwoord op de vragen wanneer, waar, waarheen, waarom, hoe, hoeveel. Hoe vind je een bijwoordelijke bepaling? Bij zinsontleding zoek je eerst de persoonsvorm en het onderwerp van de zin.
Een persoonlijk voornaamwoord kan inderdaad naar personen verwijzen, maar het is niet zo dat het alleen maar naar personen verwijst. Deze woordsoort kan namelijk ook verwijzen naar dieren of dingen. Voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden zijn: 'jij', 'jou', 'het' en 'u'.
Onderstreep het werkwoordelijk deel en zet er de juiste afkorting onder: wwd. Onderstreep het naamwoordelijk deel en zet er de juiste afkorting onder: nwd.
Het zelfstandig werkwoord (ZWW)
Wanneer een werkwoord in een zin de handeling aangeeft, dan is dat werkwoord een zelfstandig werkwoord. Het zelfstandig werkwoord is dus het belangrijkste werkwoord. Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin. (Vaak is het 't laatste werkwoord van de zin).
Het wederkerend voornaamwoord (le pronom réfléchi) verwijst naar het onderwerp (sujet) van de zin. Je kunt alles lezen over wederkerende voornaamwoorden in dit duidelijke artikel. Het volgende voorbeeld kun je meenemen in je schema: “Angèle se lave” = Angèle wast zich.