Modus: de waarde die het vaakst voorkomt. Mediaan: de middelste waarde als je de dataset van kleinste naar grootste waarde rangschikt. Gemiddelde: de som van alle waarden, gedeeld door het totale aantal waarden.
De modus is het getal met de grootste frequentie. In de rij: 1, 5, 9, 5, 3, 5, 11, 5, 5, heeft het getal 5 de hoogste frequentie (= komt het vaakst voor). Hier is 5 dus de modus. Als er 2 of meer getallen dezelfde grootste frequentie hebben, dan is er geen modus.
De mediaan is de middelste waarde van een groep getallen die gerangschikt wordt volgens grootte. Het is het getal dat exact in het midden ligt zodat 50% van de gerangschikte getallen boven 50% ligt en 50% onder de mediaan.
Een dataset kan geen modus, één modus of meer dan één modus hebben: geen enkele modus: alle waarden zijn anders. unimodaal: één modus. bimodaal: twee modi.
de modus (de modale waarde) is de waarneming die het vaakst voorkomt en dus de grootste frequentie heeft. Er is geen modus als twee waarnemingen het meest voorkomen.
De waarneming die het meest voorkomt in een reeks is de modus. In andere woorden, de waarneming met de hoogste frequentie. Bij een verdeling in klassen is de klasse waar de meeste waarnemingen in zitten de modale klasse. Als er twee waarnemingen allebei de hoogste frequentie hebben, dan heb je geen modus.
De standaarddeviatie of standaardafwijking geeft de mate van spreiding aan in bepaalde data. Het geeft aan hoezeer de geobserveerde waardes afwijken van het gemiddelde.
De modus is ook voor een kansverdeling gedefinieerd, dus voor een kansfunctie of kansdichtheid en wel als de waarde met de grootste kans of kansdichtheid. Heeft een verdeling een, twee of meer modi, dan noemt men de verdeling unimodaal, bimodaal of multimodaal.
De modus is het meest voorkomende getal in een getallenreeks of het meest voorkomende antwoord in een reeks mogelijke antwoorden.
Het meervoud van modus is 'modi'. Eén modus, twee modi.
De modus is gedefinieerd als “de waarneming in een getallenreeks met de hoogste frequentie”. Dat wil zeggen: het getal dat het vaakst voorkomt in een reeks. Weer kijkend naar ons voorbeeld, zien we dat het cijfer dat het vaakst door een leerling is behaald een 6 is.
Bij een oneven aantal staat één waarde in het midden, maar bij een even aantal waarden moet je het gemiddelde van de twee middelste waarden berekenen om de mediaan te vinden.
Als er twee middelste getallen zijn, dan bereken je het midden tussen deze getallen.
De modus (mode) of modale waarde van een dataset is de waarde die het vaakst voorkomt. Het is een centrummaat die laat zien wat de meest populaire antwoordoptie of het meest voorkomende kenmerk is voor de steekproef.
De waarneming die het meest voorkomt in een reeks is de modus. In andere woorden, de waarneming met de hoogste frequentie. Bij een verdeling in klassen is de klasse waar de meeste waarnemingen in zitten de modale klasse. Als er twee waarnemingen allebei de hoogste frequentie hebben, dan heb je geen modus.
De modus is de meest genoemde waarde in een reeks getallen. De modus wordt bijvoorbeeld vaak gebruikt bij het vergelijken van inkomens of levensverwachting: dit is het getal dat het vaakst voorkomt in het rijtje. Voor inkomen wordt vaak het modale inkomen gebruikt.
Een geluksgetal is een getal waarvan men aanneemt dat dit geluk brengt. In het Westen wordt de zeven (7) als geluksgetal beschouwd. In de christelijke traditie waar het geluksgetal 7 vandaan komt zijn er meerdere geluksgetallen, maar wordt 7 gezien als het getal dat het meeste geluk brengt.
Zeven is in veel culturen een magisch of heilig getal. Ook in de Bijbel en de christelijke traditie is er veelvuldig sprake van zevenvoudige zaken. Wiskundig gezien behoort het getal 7 tot de priemgetallen. Dat zijn natuurlijke getallen boven de 1 die alleen deelbaar zijn door 1 en door zichzelf.
Het getal googol een 1 is met 100 nullen. Maar googol is niet het grootste getal. Als je namelijk twee keer googol doet, heb je 2 googol. Het allergrootste getal dat bestaat is 'oneindig', waarvoor het symbool ∞ wordt gebruikt.
De interkwartielafstand (interquartile range) is een descriptieve statistiek die informatie geeft over de spreiding van de middelste helft van een verdeling. Deze maat behoort tot de vier meest gebruikte spreidingsmaten (measures of variability).
De mediaan over de eerste helft (met de laagste getallen) heet het eerste kwartiel en wordt aangegeven met Q1. De mediaan over de tweede helft (met de hoogste getallen) heet het derde kwartiel en wordt aangegeven met Q3. Dit heet het derde kwartiel omdat 3 kwart van de getallen lager dan (of gelijk aan) dit getal zijn.
Als er helemaal geen variatie in de getallenreeks is dan is de uitkomst 0 (nul). Alle getallen komen dan overeen met het gemiddelde. Verder kan de standaarddeviatie in theorie oplopen tot plus oneindig. In de praktijk is de grootte van de standaarddeviatie afhankelijk van de range (het laagste minus het hoogste getal).
De standaarddeviatie (standard deviation of s) is de gemiddelde hoeveelheid variabiliteit in je dataset. Deze maat vertelt je hoe ver iedere score gemiddeld van het gemiddelde verwijderd is. Des te groter de standaarddeviatie, des te meer variabel je dataset is.
een standaarddeviatie onder de 0,5 geeft aan dat de respondenten redelijk op één lijn zitten, een standaarddeviatie tussen 0,5 en 1 geeft aan dat er verschillende opvattingen zijn, een standaarddeviatie boven de 1 geeft aan dat er extreme verschillen zijn.