Je paard voelt het als je dankjewel denkt. Hij ervaart de ontspanning die daarmee gepaard gaat en dat voelt goed. Zeg het! Zeg “goed zo”, “yes!”, “good boy” of wat dan ook bij jou past.
Om in gesprek te gaan met een paard (of eigenlijk met wie dan ook) is het heel belangrijk dat de andere partij zijn aandacht bij jou heeft. Als jouw paard bijvoorbeeld honger heeft, moet plassen, pijn heeft, bang is, jeuk heeft, moe is of zich verveelt, zal het niet lukken om zijn aandacht (helemaal) op jou te richten.
Bijvoorbeeld het stop commando is 'Ho' of het meer gebruikelijke 'Whoa' . Om een paard vooruit te krijgen kun je klikkende (tokkelende) geluiden gebruiken. Wanneer je eindelijk boven op je paard zit, weten ze wanneer je wilt dat ze stoppen of gaan en dus zullen ze voor jou stoppen of gaan.
Begroet het paard, waar je op mag rijden, vriendelijk: het paard wordt rustiger en vertrouwensvoller, wanneer je het aait en met vriendelijke stem spreekt. Benader het paard nooit van achteren: houd oogcontact en voldoende afstand. Geef het paard geen voer uit de hand, anders zoekt het je hele lichaam naar eten af.
Een paard kan laten zien dat hij je mag door naar je toe te komen, zachtjes te knabbelen of te likken, ontspannen oren te hebben, en door je te volgen of te gehoorzamen tijdens het werken met hem.
Als het paard je zachtjes met zijn hoofd duwt, is dit een verzoek. Heb je misschien een lekkere wortel in je tas? Het hoofd omhoog trekken is daarentegen meer een defensieve houding.
Het hinniken lijkt een zoekende roep te zijn die sociaal contact op afstand vergemakkelijkt .
Terwijl je naar het paard loopt dat je wilt ontmoeten, spreek je zachtjes tegen hem. Je kunt hem begroeten door "hoi" en zijn naam te zeggen . Het maakt niet uit wat je zegt, zolang je maar een zachte, vriendelijke stem gebruikt. Zodra een paard aan je gewend is, kan het luidere gesprekken accepteren.
Aai eerst schouder en hals, laat hem aan je ruiken en win vertrouwen, voordat je neuzen gaat aaien. Straffen op de neus is uit den boze. Je gooit daarmee al het vertrouwen weg. Overigens wordt een kopstoot van een paard meestal fout begrepen.
Ogen: zachte uitdrukking, glanzend. Lippen: in het spel met andere paarden wordt de bovenlip vaak verlengd. Deze tekenen van genot vertonen veel paard ook tijdens het poetsen, kroelen of bij een massage. Oren: vaak gespitst, naar voren gericht.
Beruchte giftige planten zijn jacobskruiskruid, taxus, buxus, hulst, heermoes, adelaarsvaren, waterscheerling en klaver. Ook de minder bekende acacia en esdoorn kunnen voor grote problemen zorgen. Daarnaast zien we regelmatig problemen door de eikenprocessierups, groene eikels en eikenblad.
Cues zijn de signalen waarmee de ruiter het paard vertelt wat het moet doen . Het zijn signalen die het paard moet leren begrijpen en gehoorzamen. Dit zijn natuurlijke signalen — handen, benen, zit of gewicht en stem.
Het paard likt en bijt zachtjes in je handen
Misschien wil het paard gewoon een snoepje van je. Maar het kan soms ook duiden op iets wat speelt bij jou, bijvoorbeeld als je vingers gevouwen zijn en het paard iets harder gaat bijten in je vingers.
Dit ”grappige” gedrag is noemen we flemen en is bedoeld om beter te kunnen ruiken. Door zijn bovenlip op te krullen – waardoor de neusgaten afsluiten- met het hoofd omhoog, probeert het paard beter te ruiken en kan de ingeademde geur richting het orgaan van Jacobson gaan.
Paardentaal begrijpen. Een paard communiceert dus een hele hoop met zijn lichaam. Dat doet hij op allerlei manieren: met de stand van zijn oren, met zijn ogen en snoet, met zijn lichaamshouding en met zijn staart.
3- Over het algemeen vinden paarden het prettiger om hard en ritmisch geaaid of gewreven te worden dan gekrabd of gekieteld te worden . Stel je voor hoe twee paarden elkaar in het wild zouden verzorgen. Ze zijn sterk en zouden hard aan elkaar wrijven of trekken.
Een hele goeie plek, is de plek vlak achter de schoft, daar waar het zadel zou liggen. Het is de plek waar paarden elkaar 'groomen' (=elkaar zachtjes kroelen en masseren met de voortanden en lippen), uiteraard alleen als ze elkaar leuk vinden.
Een paard dat graag bij je is, je als zijn maatje ziet en je vertrouwt, zal inderdaad ook tijdens het rijden beter meewerken! Het is dus zeer goed om verder te kijken dan alleen maar het rijden. Een paard dat geen vertrouwen heeft in de persoon naast hem, zal dat zeker niet hebben als diezelfde persoon op hem zit.
Zorg er ook voor dat je handen niet te dicht in de buurt van het paard zijn mond zitten. Belonen kan je dan het beste doen door te aaien op zijn hals, schoft of voorhoofd, maar niet bij zijn neus. Deze kan ervoor zorgen dat het hoofd niet in de buurt komt van de begeleider.
Wanneer je de stal binnenkomt en je paard je hoort, zal hij hinniken of hinniken als begroeting. Paarden kunnen direct naar hun geliefde toe draven wanneer ze hem voor het eerst zien. Soms blazen paarden lucht in je gezicht door hun neusgaten om te laten zien dat ze om je geven, zoals ze dat bij andere paarden doen.
Steek je handen niet recht in zijn neus — ga in plaats daarvan een stap of twee voor hem staan en beweeg je handen voorzichtig (met de handpalmen naar beneden en plat en open) tot ongeveer een voet voor hem . Als het paard je handen niet lijkt te willen ruiken, blijf hem dan niet lastigvallen.
Paarden die enthousiast zijn om bij je te zijn, laten dat vaak zien met genegenheid, zachte duwtjes en zelfs paardenhinniken. Duwtjes en zachte verzorging zijn duidelijke tekenen dat je paard je vertrouwt en tijd met je wil doorbrengen. Betrokkenheid kan ook tijdens trainingssessies plaatsvinden.
De vraag is echter of paarden ook na meerdere jaren specifieke personen kunnen herkennen. Roelfsema antwoordt ook op die vraag bevestigend: “Veel onderzoek is daar niet naar gedaan, maar wat we wel weten is dat paarden in elk geval na acht maanden nog personen herkennen aan hun stemgeluid, geur en gezicht.”
De meest voorkomende redenen om nudging naar mensen te richten zijn meestal om aandacht te krijgen of een voordeel te zoeken . Dit kan van alles zijn, van een jeuk die gekrabd moet worden tot een verlangen om in onze zakken naar voedsel te zoeken.